Het gezin van Jan van Herwerden en Jannetje Boddijs en haar dochters Christina en Petronella Does uit een eerder huwelijk, markeert een omslagpunt van Kaapse verversingspost naar kolonie. De mannen/echtgenoten vervullen allen belangrijke functies, maar ook de vrouwen gaven vorm aan de eerste generatie van Kaapse koloniale elite: als ondernemers en landbezitters. Het Zevenaars-Doesburgse gezin valt daarnaast op door relatief grootschalig bezit van tot slaaf gemaakte mensen.
Jan van Herwerden (overleden 1659) is geboren in Zevenaar binnen een plaatselijke bestuurdersfamilie. Hij dient als ruiter in het Staatse leger onder prins Frederik Hendrik tijdens de Tachtigjarige- en Dertigjarige oorlog. Binnen het militaire milieu leert hij de Doesburge Jannetje Boddijs (ca. 1620-...) kennen. De twee treden in 1647 in Nijmegen in het huwelijk, waar Van Herwerden op dat moment mogelijk gestationeerd is. Beiden hebben dan al kinderen uit eerdere huwelijken.
In 1653 vertrekt Jan van Herwerden in dienst van de VOC naar zuidelijk Afrika. Hier blijkt hij al snel onmisbaar voor Jan van Riebeeck bij het opzetten en verdedigen van de koloniale verversingspost. Hij wordt sergeant bevelhebber van het garnizoen en is bouwmeester en opzichter over alle werken, ambachten en landbouwactiviteiten. In maart 1656 krijgt Jannetje Boddijs toestemming zich bij haar man te voegen. Zij vertrekt met haar oudste tienerdochter Christina Does (1638-1703) naar de Kaap, terwijl jongste dochter Petronella Does (geb. ±1640) vooralsnog achterblijft in de Republiek (1).
Jannetje en haar dochter zijn zo de eerste doelbewuste immigranten in de koloniale verversingspost aan de Kaap. Alle mannen zijn op tijdelijke contractbasis in dienst van de VOC aan de Kaap gestationeerd. Sommige functionarissen, waaronder Jan van Riebeeck, waren met vrouw en kinderen naar hun tijdelijke post uitgereisd. Jannetje wordt ondernemer aan de Tafelbaai en krijgt toestemming om een herberg te beginnen(2). Daarnaast mag zij varkens houden en een stuk land achter het fort beplanten met groenten. Het Zevenaars-Doesburgse gezin van Jan en Jannetje zijn voorlopers van de vrijburger-boeren die in de volgende jaren toestemming krijgen om zich als pachters in de Liesbeekvallei te vestigen. Zij bouwen als kolonisten letterlijk aan het ontstaan van de vrijburgernederzetting buiten het fort die zou uitgroeien tot het latere Kaapstad.
Nadat Jan van Herwerden in 1659 onverwacht na ziekte overlijdt, krijgt Jannetje van de VOC een stuk land naast de Compagnietuin. Zij bezit op dat moment ook een woonerf aan het fortplein. Jannetje hertrouwt in 1661 met de Duitse compagnieboekhouder Jochum Blanck. Haar twee dochters uit het eerdere Doesburgse huwelijk met Velten Does trouwen aan de Kaap met vooraanstaande mannen. Christina Does trouwt in 1658 met de welvarende vrijburger, ondernemer en latere burgerraad Elbert Diemer. Dat jaar krijgt ook jongste dochter Petronella Does toestemming om naar de Kaap te komen. Zij treedt in 1662 in het huwelijk met de fiscaal en secunde Abraham Gabbema.
De Doesburgse dames vallen in de vroege jaren van Kaapse slavernij al op door relatief grootschalig slavenbezit. De monsterrol van 1664 vermeldt dat Jannetje Boddijs op dat moment 7 tot slaaf gemaakte mannen en vrouwen bezat en haar dochter Petronella 8 slaafgemaakte mannen, vrouwen en kinderen (3). Hieronder zijn Ansiela van Bengalen en Anna de Coningh, die Petronella en haar echtgenoot in 1662 hadden overgenomen van Jan van Riebeeck. Het feit dat al deze slaafgemaakten worden genoemd als bezit van vrouwen lijkt te benadrukken dat het om privé gehouden slaven gaat, en niet om slaafgemaakten in dienst van de VOC en toegewezen aan de echtgenoten uit hoofde van hun functie van de echtgenoten. Zowel Jochum Blanck als Elbert Diemer zijn veelvuldig betrokken bij transacties van tot slaaf gemaakte mensen.
Wanneer Abraham Gabbema in 1666 wordt overgeplaatst naar Batavia gaat niet alleen zijn echtgenote Petronella Does, maar ook haar moeder Jannetje Boddijs met haar Kaapse kinderen mee naar de Indonesische archipel. Christina Does is dan nog de enige Doesburgse aan de Kaap. Met haar echtgenoot Elbert Diemer krijgt zij zes kinderen. Na zijn dood hertrouwt Christina in 1689 met de uit Rhenen afkomstige luitenant Adriaan van Reede. Christina overlijdt in 1703. Haar boedelinventaris laat zien dat Christina bijzonder welgesteld is geweest en meerdere bezittingen in de nederzetting en in de Tafelvallei telde. Daarnaast laat zij 25 tot slaaf gemaakte mannen, vrouwen en kinderen achter (4).
Bronnen en verder lezen:
Aschwin Drost, Scribe Diem, 2022, CC-BY-NC