Ansiela van Bengalen en Anna de Coningh

Sporen van Gelders slavernijverleden in zuidelijk Afrika - deel 5

Ansiela van Bengalen en haar dochter Anna de Coningh behoren tot de meest bekende tot slaaf gemaakte vrouwen aan de Kaap de Goede Hoop. Hun levens in slavernij zijn verbonden met twee Gelderse huishoudens in de vroege Kaapkolonie. Na hun vrijlating uit slavernij ontwikkelen zij zich tot welgestelde vrouwen binnen de Kaapse elite en hebben dan zelf meerdere tot slaaf gemaakte mannen, vrouwen en kinderen in bezit.

Ansiela van Bengalen (ca. 1646-1720) is afkomstig van de Ganges delta van Bengalen. Zij geldt als oermoeder van vele Zuid-Afrikanen en wordt daarom wel Maai Ensiela genoemd, ‘Moeder Ensiela’. Ansiela arriveert in 1657 vanuit Batavia aan de Kaap en wordt tewerkgesteld in het huishouden van Jan van Riebeeck.

Twee Gelderse huishoudens

De positie van vrouwen is in de kleine geïsoleerde mannenwereld van de Kaapkolonie onzeker en onveilig. Dit geldt nog sterker voor de tot slaaf gemaakte vrouwen. In deze omstandigheden krijgen onder andere Ansiela van Bengalen en de Khoise Krotoa als tienermeisje ‘buitenechtelijke kinderen’, terwijl ze deel uitmaken van het huishouden van commandeur Van Riebeeck. De vader van Ansiela’s dochtertje Anna de Coningh (ca. 1661-1734) is waarschijnlijk François de Coninck, een compagniedienaar afkomstig uit Gent.

Kort voor zijn vertrek naar Batavia in 1662 verkoopt Van Riebeeck Ansiela aan Abraham Gabbema en de Doesburgse Petronella Does. In hun huishouden krijgt zij nog twee zoontjes bij een bezoekende VOC-dienaar. Op het moment dat Petronella en Abraham in 1666 zelf de Kaap verlaten, wordt op 13 april 1666 de manumissie van Ansiela en haar kinderen, waaronder Anna, “uijt puijre genegentheijt” en wegens “seer goede en getrouwe diensten” vastgelegd. Na een ‘leertijd’ van een half jaar bij bakker Thomas Christoffel Muller is Ansiela daadwerkelijk een vrije vrouw. Zij zet een bedrijf op om fruit en groenten te verkopen.

Een vrije vrouw

Ansiela trouwt in 1669 met vrijburger Arnoldus Willemsz Basson. Uit hun twintigjarige huwelijk worden nog zes kinderen geboren. Na zijn overlijden wordt Ansiela officieel eigenaar van land en bezittingen aan de Heerengracht naast de Groote Kerk. Zij is zo de eerste vrije zwarte vrouw aan de Kaap die onroerend goed onder haar eigen naam in bezit heeft. Zij heeft dan ook meerdere tot slaaf gemaakte mensen in eigendom. Bij haar overlijden in 1720 is Ansiela een rijke en gerespecteerde vrouw in de koloniale gemeenschap.

Anna de Coningh

Dochter Anna de Coningh, ‘in ketenen’ geboren, trouwt als vrije vrouw in 1678 met de Zweed Oloff Bergh (1643-1724). In hun ruim veertigjarige huwelijk krijgen zij 12 kinderen. Oloff Bergh koopt in 1712 de wijnboerderij Groot Constantia en na zijn overlijden in 1724 wordt Anna hiervan officieel eigenaresse. Zij is op dat moment een van de rijkste weduwen aan de Kaap en bezit als voormalig slaafgemaakte nu zelf een groot aantal slaafgemaakten.

Bij haar overlijden in 1734 omvatten haar eigendommen onder meer tuinland waar 7 tot slaaf gemaakte mannen leven en werken. Zelf woonde zij in haar huis aan de Heerengracht met 19 slaafgemaakten. Op Groot Constantia zijn nog eens 27 mannen als slaaf tewerkgesteld.

Anna is de enige vroege voormalige tot slaaf gemaakte aan de Kaap van wie een portret bekend is. Het schilderij, onderdeel van een dubbelportret met Oloff Bergh, laat Anna als volwassen welvarende vrouw zien.

Uitzonderingen en voormoeders

De levens van Ansiela en haar dochter Anna zijn uitzonderingen binnen de Kaapse slavernij. Sociale mobiliteit, zeker op deze schaal is zeldzaam voor voormalig slaafgemaakten en hun verhaal toont aan dat dader- en slachtofferschap complex is. Angela komt tot slaaf gemaakt naar de Kaap, Anna de Coningh is ‘in ketens geboren’. Beiden worden vrije zwarte vrouwen, weten zich persoonlijk en maatschappelijk te profileren. Zij zijn grootschalig slavenbezitter en landeigenaar. Land dat de leefgebieden van Khoikhoi en San gemeenschappen vormde en is afgenomen door de koloniale bezetter.

Moeder en dochter overlijden beiden als rijke weduwen binnen de koloniale elite. Hun kinderen en kleinkinderen spelen rollen van betekenis als bestuurders in dienst van de VOC of als welvarende onafhankelijke vrijburgers. Beide vrouwen zijn ‘koloniale matriarchen’, stam- en voormoeders van vele (witte) Zuid-Afrikanen van vandaag.

Bronnen en verder lezen:

  1. Karel Schoeman, Kolonie aan die Kaap. Jan van Riebeeck en die vestiging van die eerste blankes, 1652-1662 (Pretoria 2010); Karel Schoeman, Early slavery at the Cape of Good Hope, 1652-1717 (Pretoria 2007); Robert Shell, Children of Bondage. A History of the Slave Society at the Cape of Good Hope, 1652-1838 (Hanover 1994).
  2. J.L. Hattingh, , ‘Kaapse notariële stukke waarin slawe van vryburghers en amptenare vermeld word’, in: Kronos 14 (1988), p. 60.
  3. Cape Archives, Masters Office and Orphan Chamber (MOOC) 8/5, 118a, 1734; Nigel Worden (red.), Cape Town between East and West (Hilversum 2012) p. 17.


Rechten

Aschwin Drost, Scribe Diem, 2022, CC-BY-NC

  • Sporen van slavernijverleden

  • 1600-1700

  • 1700-1800

  • Culemborg

  • Rivierengebied

Verwante verhalen

Lees meer

Contactgegevens

Erfgoed Gelderland
Team mijnGelderland
Westervoortsedijk 67-D
6827 AT Arnhem

info@mijngelderland.nl

Inschrijven nieuwsbrief

mijnGelderland Sociale media

erfgoed gelderland

Contactgegevens

Erfgoed Gelderland
Team mijnGelderland
Westervoortsedijk 67-D
6827 AT Arnhem

E info@mijngelderland.nl