Al in de middeleeuwen kregen de mensen door dat de loop van de rivieren te beïnvloeden is. Door kribben aan te leggen kan je land winnen. Maar aan de andere kant van de rivier betekent dat landverlies. De bekribbingen langs de Waal hebben daardoor talloze ruzies opgeleverd. Terugkijkend spreekt men van agressieve bekribbingen of zelfs van kribbenoorlogen.
Deze tekst maakt onderdeel uit van de special Verbeelding van de Waal, De Waal als natuurlijke en beteugelde rivier, thema Het gevaar van de verschuivende Waal.
Kribben werden vroeger gemaakt van houten palen en wilgentenen en aangelegd aan de randen van de rivier, recht op de stroomrichting. Tussen de kribben was de stroming minder sterk waardoor zand- en kleideeltjes bezonken en zandplaten konden ontstaan. Door wilgen op de zandplaten te laten groeien werd het slib nog beter vastgehouden. Uiteindelijk was zo een nieuw stuk uiterwaard ontstaan. Maar wie op deze manier zijn land uitbreidde, kreeg vaak ruzie met de landeigenaren aan de overzijde. Door te bekribben verleg je de stroom een beetje naar de andere kant van de rivier. Het sneller stromende water schuurt daar de grond weg, met landverlies als gevolg. Er kan zelfs een buitenbocht ontstaan, die zichzelf gaat vergroten. Op die manier konden bekribbingen leiden tot het ondermijnen van dijken, het verdwijnen van boerderijen, huizen en zelfs complete dorpen.
De ruzies die daardoor ontstonden zijn in archieven en op kaarten terug te vinden. Zo’n strijd werd bijvoorbeeld gestreden langs de Waal bij Oosterhout, dicht bij Nijmegen aan de noordkant van de Waal. In het jaar 1552 werd Oosterhout bedreigd. Uit een landkaart van dat jaar is op te maken dat de dorpskern van Oosterhout toen zuidelijker lag dan nu. De Waal had zich in de voorgaande tientallen jaren noordwaarts verplaatst en achter de bedreigde dijken waren steeds nieuwe inlaagdijken aangelegd. De dijk lag nu tegen het dorp aan en de Waal stroomde pal langs de dijk. De dijk was dus een schaardijk, en die dreigde het Waalwater in te zakken. De schuld van dit alles lag volgens de Oosterhouters bij de landeigenaren aan de zuidkant van de Waal: het klooster Hessenberg, een van de rijkste kloosters van Nijmegen, en de weduwe Anna van Galen. Die legden steeds nieuwe kribben aan of ze verlengden bestaande kribben. Daardoor verlegden ze de stroom richting de bedreigde dijk van Oosterhout.
De Oosterhouters stapten naar de rechter, zo blijkt uit oude archieven van het Hof van Gelre. Commissarissen van het Hof onderzochten per boot de situatie en verhoorden de weduwe. Zij verklaarde dat de kribben daar altijd al hadden gelegen, net als haar land, dat ze ‘oudhoevig’ noemde. Toch werd ze in het ongelijk gesteld en gesommeerd de krib te verwijderen. Daar gaf ze echter geen gehoor aan. Toen een jaar later de krib opnieuw werd geïnspecteerd lag hij er nog, tot grote frustratie van de Oosterhouters die hun dorp nog meer zagen bedreigd.
Of Anna van Galen en het klooster uiteindelijk hun kribben hebben weggehaald, vertellen de archieven niet. Wel weten we dat de dijk bij Oosterhout het een aantal malen heeft begeven: in 1573, 1651 en 1658. Toch kon hij steeds weer worden gerepareerd. Pas in 1682 volgde de doodsklap. De dijk bezweek bij de dorpskerk, waardoor de oude dorpskern definitief moest worden opgegeven. Oosterhout moest verder landinwaarts weer worden opgebouwd. Waar ooit de kerk stond ligt nu de diepe Verburgtskolk.
Vervolg: Inbraakkolken
Overland, in opdracht van De Bastei, Nijmegen, CC-BY-NC
Verbeelding van de Waal
Landschap
1600-1700
Overbetuwe
Arnhem e.o.