‘Komt, daar onse harten bloeden / Dat hier onse daden spreken / Op het zien van slavernij / Laten wij dit Muisje vrij.’(1)
In 1794 borduurde de Arnhemse Louise van Ommeren-Hengevelt (1757-1846) deze woorden onder haar borduurwerk ‘Patriotse visie op slavernij’. De woorden geven blijk van een politiek standpunt dat niet direct uit de voorstelling zelf gehaald zou kunnen worden.
Op het eerste gezicht zien we een simpel tafereeltje in een zomerse tuin. Een oudere man, gekleed in een kamerjas en huismuts, zit aan een ronde tafel en wordt vergezeld door twee vrouwen en een jongetje. Samen kijken ze naar het muisje dat in het kooitje is gevangen. Door Louise’s woorden weten we dat de muis niet slechts een bron van vermaak vormt, maar naar een grotere maatschappelijke discussie verwijst.
In de negentiende eeuw vormden vrouwenbewegingen een belangrijke stem in de abolitionistische beweging. De vrouwenbeweging in de Verenigde Staten was deels een uitvloeisel van de beweging voor het afschaffen van de slavernij. Vrouwen in Nederland konden zich inmengen in dit debat, omdat abolitionisme als een morele kwestie werd gezien. Moraliteit behoorde tot de privésfeer, het domein van de vrouw. Zo konden de vrouwen van zich laten horen zonder de gevestigde gender orde te verstoren. In de achttiende eeuw, de periode waarin Louise haar borduurwerk vervaardigde, bestond er nog geen actieve vrouwenbeweging in Gelderland. Toch waren adellijke vrouwen en vrouwen uit het patriciaat ook in deze tijd al in staat om hun stem te laten horen. Zij konden bijvoorbeeld gebruik maken van een vaardigheid die hen van jongs af aan werd aangeleerd: de naaldkunst. In de handen van een maatschappelijk betrokken vrouw kon een naald een pen worden en een borduurwerk een politiek pamflet.
Zo ook het werk van Louise. Ze borduurde het in Arnhem, waar ze haar getrouwde leven zou doorbrengen. Ze trouwde als Louise Hengevelt met de rijke Arnhemse koopman Jacob Jan van Ommeren, die actief patriot was en lid was van de Vaderlandsche Sociëteit voor Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap te Arnhem.(2) Mogelijk is Louise door de politieke betrokkenheid van haar man bekend geraakt met de patriotse ideeën over vrijheid en gelijkheid. Zij kon echter niet op dezelfde manier in de publieke sfeer optreden. Desondanks bereikt Louise’s stem ons door de eeuwen heen, door haar borduurwerken. Dit is genoeg om ons af te vragen: wie was Louise? Wat vertelt haar werk ons nu?
Het leven van de Arnhemse borduurster is moeilijk in beeld te brengen, omdat de bronnen beperkt zijn. We weten dat ze een vooraanstaand lid was van de Arnhemse gemeenschap. Na de dood van haar man in 1819 was ze universele erfgename van een aanzienlijk aantal huizen in en rond Arnhem, en tot aan haar dood in 1846 woonde ze in de Oldenhof te Driel. Als rijke weduwe steunde Louise haar parochie in zulke mate dat ze in 1837 een lofrede ontving van de predikant. '…uwe naam is op ieder tong, uwe werk staat voor ieders oog.'(3)
Wat vertelt Louise’s werk ons nu, in het kader van de Gelderse sporen van het slavernijverleden? Louise was niet de enige Gelderse vrouw die zich in haar tijd uitliet tegen de slavernij. Het is goed mogelijk dat ze in contact stond met Maria Post (1755-1812), de Gelderse schrijfster van de brievenroman Reinhart, of natuur en godsdienst uit 1791-1792. In dit werk nam Maria een kritisch standpunt in over de behandeling van slaafgemaakten in Suriname. De sporen die Maria en Louise hebben achtergelaten getuigen van een maatschappelijk betrokken houding binnen de hogere kringen van Gelderland.
Dat er nog geen georganiseerde vrouwenbeweging was in hun tijd, wil niet zeggen dat de ideeën van deze vrouwen op zichzelf stonden. Betje Wolff (1738-1804) en Aagje Deken (1741-1804) schreven bijvoorbeeld in dezelfde tijd hun brievenromans waarin ook zij een kritische houding toonden ten opzichte van de maatschappij waarin zij leefden. Hun aandacht ging uit naar thema’s als opvoedingsidealen, de rol van de kerk maar ook naar slavernij. 'Ik heb een natuurlyken afkeer van slavenkoopers', schreef Betje Wolf in een brief aan Coosje Huet-Busken. In 1789 vertaalde Wolf een boek van Benjamin Frossard tegen de slavernij. Pas in de tweede helft van de negentiende eeuw zouden er georganiseerde vrouwenbewegingen opkomen. Deze organisaties lieten fysiek bewijs achter dat aantoont dat de betrokken vrouwen met elkaar in contact stonden, van elkaar leerden en elkaars ideeën hebben beïnvloed. Zo werd omstreeks 1855, kort na Louise’s dood, een oorkonde naar de koning gestuurd door het Dames-Comité ter bevordering van de evangelie-verkondiging en de afschaffing der slavernij te Suriname.
Om Louise te benoemen tot een voorloper van de vrouwenbeweging en het abolitionisme is een sprong te ver. We kunnen haar werk wel zien als een vroege knoop in de draad van dit verleden en een bijzonder Gelders erfstuk dat het verdient om voor ieders oog te staan.
Geïnteresseerd in meer verhalen over het slavernijverleden van Gelderland, Nederland of de wereld? Kijk dan vooral op de website van Mapping Slavery.
Bronnen:
(1) Patriotse visie op slavernij, Louise van Ommeren-Hengevelt (Arnhem 1794), collectie Rijksmuseum, inv.nr. NG-1991-22.
(2) In de archieven zijn er sporen te vinden die de naam ‘Van Ommeren’ verbinden aan plantages in Suriname. Er bestond onder meer een plantagedirecteur die de naam droeg. Of het om de familie van Jacob Jan van Ommeren gaat of om toevalligheid vraagt nog om verder onderzoek.
(3) Gelders Archief, Archief Hervormde gemeente Driel, inv. nr. 121. ; Transcriptie van een toespraak van ds. H.F. Mallinckrodt tot mevrouw Louise van Ommeren-Hengevelt uit 1837.
Bronnen & verder lezen:
Robin Akkermans & Laura de Jong , CC-BY-NC
Sporen van slavernijverleden
Personen
1700-1800
Overbetuwe
Arnhem e.o.