Leven op Vossenburg

Anna van Vossenburg, een Surinaamse-Nederlander in de achttiende eeuw (deel 2)

We volgen in dit vierdelige spoor Anna van Vossenburg, ook Anna Vossenburg genoemd. Een opvallende verschijning in achttiende-eeuws Arnhem. Anna is rond 1710 in slavernij geboren in Suriname. Op haar zeventiende vergezelt zij de zussen Hester en Johanna de Vree op de overtocht naar Nederland. Tot haar dood woont ze bij hen, ze trouwen met twee broers uit de familie Brantsen. Wat weten van Anna's jeugd op de plantage Vossenburg?

De plantage

Plantage Vossenburg, in het Sranan Tongo Mosika Di Vroe genoemd, ligt in de 18de eeuw op ongeveer tien uur varen vanaf Paramaribo aan de Boven-Commewijne. De Vroe verwijst naar Gerard de Vree, hoewel hij niet de eerste eigenaar is. Dat is Adriaan de Graaff uit het Gelderse Nederhemert. Een schip kan op plantage Vossenburg  komen door met het tij mee te bewegen, omdat de werking van eb en vloed tot voorbij Vossenburg reikt. Vossenburg is een suikerplantage met een watermolen, die alleen genoeg maalt bij springtij. Dit betekent dat er twee oogst- en maalperiode’s per maand zijn waarbij er ook ‘s nachts doorgewerkt wordt. Het werk is daarom nog zwaarder dan op suikerplantages die werkten met paardenkracht. Vanaf 1723 wordt er ook koffie geoogst. (1) 

De slavenmacht

De slavenmacht bestaat in Anna’s tijd uit ongeveer honderd mensen. De lijst van 1705 telt tweeënnegentig mensen. Negenendertig mannen, zevenentwintig vrouwen en zesentwintig kinderen (jonger dan twaalf jaar), veertien meisjes en twaalf jongens. Gemiddeld wonen vier mensen bij elkaar in een hut op de plantage. Op de lijst uit 1728, het jaar dat Anna met de zussen afreist, staan timmerlieden, zagers, kanters, suikerkokers, kuipers, delvers (voor de waterhuishouding) en tuiniers genoemd. Bij de vrouwen zijn geen beroepen opgeschreven, behalve bij Sibilla, die als huisslavin te boek staat. Er staan een paar Afrikaanse namen op de lijst, het meisje Affiba, de delver volwassen man Quamina; Codjo, ‘een creool’, Coffie, ‘heel oud’ en Amima. Vijf vrouwen staan genoteerd ‘met haar zuigeling’. Het Journaal van 1705-1722 vermeldt ook een Anna Catharina van Gent in dienst van Vossenburg voor ‘opsigt op de sieke slaven en deselve verbinden’.(2)

De slavenhouders

Gerard de Vree (1629-1726) trouwt in 1679 met de weduwe Emilia De Graaff-Broen (1669-1707) en na haar dood in 1708 met Abigail van Sandick (1682-1714). Haar vader is commissaris van de slavenhandel van de WIC. Abigail overlijdt in het kraambed van haar vierde dochter, als de twee dochters Hester Henriëtte (1712-1742) en Johanna Elisabeth (1713-1769) nog heel jong zijn. Hester en Johanna komen onder de hoede van een mademoiselle, een kinderjuffrouw. In eerste instantie is dat Maria Anna van Hek en later Maria Anna Giroud.(3) De zusjes de Vree wonen ook in Paramaribo waar De Vree nog een huis bezit. Ze gaan in ieder geval in 1722 naar school bij Juffrouw Gilbert. Ze hebben gereserveerde zitplaatsen in de Hervormde kerk van Paramaribo. Waarschijnlijk heeft Anna voor het vertrek naar Holland al bij de zusjes in Paramaribo gewoond. 

Sterfte en verzet

Tussen november 1705 en september 1706 koopt Gerard de Vree veertien mensen via de West Indische Compagnie: Carel, Hansje, Christina, Alexander, Hester, Peter, Dona en een meisje Olimph (haar komen we ook in de lijst van 1727 tegen, en in 1744 staat er nog een Olimpie op de lijst), Galant, Joost Baron, Rabbie, Lisabeth en Jurij. In de drie maanden na het opmaken van de lijst in 1705 zijn er al zeven mensen op de plantage gestorven. Er sterven meer tot slaaf gemaakte mensen op de plantages dan dat er opgroeien. Bovengenoemde Alexander en Rabbie benemen zichzelf van het leven binnen hun eerste jaar op de plantage. Verzet van tot slaafgemaakten was er steeds. Mensen trachten te ontvluchten en zichzelf in het bos in leven te houden. Soms kiezen ze voor de dood in plaats van dwangarbeid en onvrijheid.

Jeugd in slavernij

Als Anna in 1711 wordt geboren zwaaien Gerard en Abigail de Vree de scepter op de plantage. Veel andere slaveneigenaren wonen elders en bemoeiden zich amper met het werk op de plantages, maar strijken alleen de winst op. Plantagedirecteuren zijn meesters van alle slaafgemaakten, zij beslissen over de vaak wrede lijfstraffen zonder enige vorm van proces, zij regelen de uitdelingen van voedsel, en kiezen zelfs de namen van de kinderen die een slaafgemaakte vrouw ter wereld brengt of die worden gekocht. Zo komt ook Anna aan haar voornaam. Zij is in haar jeugd met geweld, uitbuiting, dwangarbeid en dood geconfronteerd. Misschien werkt Anna niet op het veld of in de suikermolen, zoals het merendeel van de slaafgemaakten, maar is ze al van jongs af aan in huis bij de familie de Vree tewerkgesteld. Wellicht zelfs als speelmaatje voor de zusjes Hester en Johanna. Anna is immers maar een jaar ouder dan Hester. In het grote huis op de plantage is een kinderkamer. De slaafgemaakten in de huishouding sliepen op de galerij beneden, in de keuken of op de zolder, Vossenburg had een apart gebouw als keuken met een gemetselde haardstede.(6)

Tekeningen

Ruim een eeuw nadat Anna op Vossenburg woonde, is er een plantagedirecteur die een bijzondere collectie tekeningen heeft nagelaten. Deze tekeningen van directeur Théodore Bray (1818-1887) zijn bewaard in het Gelders Archief, als onderdeel van de Collectie Ver Huell (7). De tekeningen geven een geromantiseerd idee over de situaties die Anna in haar vroege jeugd heeft mee kunnen maken. Een blik in de kasboeken onthult echter de gruwelijke werkelijkheid achter de van winst- en verliesposten. 

Vragen

We weten niet of Anna inderdaad de oudste was, of dat zij nog andere familie op Vossenburg heeft. Waarschijnlijk werkt Anna niet op het veld, maar in de huishouding. Wist ze dat ze zou afreizen met de dochters van de overleden slavenmeester Gerard de Vree, om hun te begeleiden op de zeereis naar ‘huis’, naar Gelderland? Anna verliest op het moment van vertrek alle contact met haar familie en geboortegrond. De jonge meisjes die haar ‘meesteressen’ zijn, vormen de enige band met de plek en gemeenschap waar is  opgegroeid. Zingt Anna ook met de zussen liedjes als Faya Siton of Kofi Lepi na Bon, of zijn deze alleen binnen eigen kring van tot slaaf gemaakten gedeeld? Spreken zij onderling ook sranan? Hun Surinaamse tongval zal in Arnhem zeker opvallen. 

Klik hier voor deel 1 van het Spoor, hier voor deel 3 en hier voor deel 4.

Geïnteresseerd in meer verhalen over het slavernijverleden van Gelderland, Nederland of de wereld? Kijk dan vooral op de website van Mapping Slavery

Bronnen:

(1) Zie voor een uitgebreide indruk van Vossenburg de onvolprezen website van Philip Dikland,  Suriname Heritage Guide.

(2) IISG, Collectie Plantages Vossenburg, Wayampibo en Vredesteyn, Suriname en Brits Guyana, inventarisnummer 5, scannummer 8.  

(3) IISG, Collectie Plantages Vossenburg, Wayampibo en Vredesteyn, Suriname en Brits Guyana, inventarisnummer 2. Zij komen voor in de Grootboekrekening van 1718, scan 298 en 330.

(4) R. Beeldsnijder, Om werk van jullie te hebben. Plantageslaven in Suriname 1730-1750 (1994), p.116. ; Genoemd in B. Koene (2019), p.38.

(5) A. van Stipriaan, Surinaams contrast, KITLV-uitgeverij Leiden, 1993. p. 384, 396, 399, 447

(6) B. Koene (2019), p. 67. 

(7) Familie getekend door Braij die rond 1845 directeur was van de plantage Vossenburg; Collectie Ver Huell.

Klik hier voor de algemene kaart van Suriname, met de plantage Vossenburg zichtbaar.


Rechten

Dineke Stam (IMHP), Ineke Mok (Cultuursporen), Else Gootjes (Erfgoed Gelderland) , CC-BY-NC-SA

  • Sporen van slavernijverleden

  • Personen

  • 1700-1800

  • Arnhem

  • Arnhem e.o.

Relevante links

Verwante verhalen

Lees meer

Contactgegevens

Erfgoed Gelderland
Team mijnGelderland
Westervoortsedijk 67-D
6827 AT Arnhem

info@mijngelderland.nl

Inschrijven nieuwsbrief

mijnGelderland Sociale media

erfgoed gelderland

Contactgegevens

Erfgoed Gelderland
Team mijnGelderland
Westervoortsedijk 67-D
6827 AT Arnhem

E info@mijngelderland.nl