We volgen in dit vierdelige spoor Anna van Vossenburg, ook Anna Vossenburg genoemd. Een opvallende verschijning in achttiende-eeuws Arnhem, geboren rond 1710.
Aan haar naam kun je zien dat Anna tot het eigendom behoort van plantage Vossenburg te Suriname. Ze is daar in slavernij geboren, de exacte datum weten we niet. In 1727 komt ze te wonen in Arnhem. Anna’s geschiedenis is verbonden met de Arnhemse families Brantsen en De Vree. Ze woont in het centrum van de stad, in de Olde Munte. Vanuit het buitenhuis Zijpendaal beheert Brantsen de plantage waar zij vandaan komt. Anna woont tot haar overlijden op 22 december 1780 bij de Brantsens. (1)
Maar wie is Anna eigenlijk? Wie is haar moeder? Haar vader? En waarom is zij in Nederland, of in Arnhem om precies te zijn? Om bij die laatste vraag te beginnen - en voorlopig is dat de enige vraag waarop een concreet begin van een antwoord te vinden is - Anna komt in 1727 vanuit Suriname mee met de zussen de Vree: Hester Henriëtte de Vree en Johanna Elisabeth de Vree, dan vijftien en bijna veertien jaar oud.
Het is niet eenvoudig een antwoord te vinden op de vraag wie Anna’s moeder is en bijna onmogelijk om haar vader te vinden. Terwijl er wel heel veel archiefmateriaal is over de plantage Vossenburg. Op het moment dat de Arnhemmer Gerard de Vree in mei 1705 door zijn huwelijk met de weduwe Emilia de Graaff-Broen de plantage- en dus slaveneigenaar wordt, laat hij de waarde van de slavenmacht taxeren. De namenlijst van mei 1705 bevat alleen namen en een geldwaarde, zonder melding van beroep of andere gegevens over de slaafgemaakten. Er staan twee Anna’s op de lijst, een vrouw en een meisje. Zij zijn naamgenoten van de Anna die zo’n vijf jaar later werd geboren en in Arnhem terecht kwam. De jonge Anna is getaxeerd op honderd gulden. De oudere Anna op vierhonderd gulden.
Pas in september 1728 is er een nieuwe lijst van de slavenmacht opgetekend. Op die lijst staan opnieuw twee Anna’s nu allebei bij de vrouwen. De jongere heet Klein Anna, creool, wat wil zeggen dat zij op de plantage werd geboren en naast haar naam staat het hoogste bedrag van alle vrouwen en mannen, zeshonderdvijftig gulden. Toch kan dat niet de Arnhemse Anna zijn, want in de balans van de plantage Vossenburg van 1 januari 1728 staat Anna al aan de verlieskant genoteerd, ‘de negerin Anna met Juffrouwen de Vree, na Holland gegaan’, naast het ‘kind van Nani, gestorven’ en een man genaamd Hans die in slavernij is gestorven.(2)
Anna’s vertrek geldt met andere woorden als een verliespost: het jaar 1728 start met veertig vrouwen in slavernij, in september 1728 staan er nog negenendertig vrouwen op de lijst. Daarnaast zijn er tweeënveertig mannen, tien jongens en dertien meisjes, kleine verschillen met de aantallen van september 1828 waar veertig mannen, tien jongens en twaalf meisjes staan genoteerd. Dat Anna opgenomen is in dit kasboek en bij deze rubriek, houdt in dat Anna ‘slavin’ is en niet als vrije jonge vrouw Suriname verlaat.
Anna kan een dochter zijn van Klein Anna, maar daarvoor hebben we geen bewijs. De inventaris in de grootboekrekening (1706-1722) van Vossenburg meldt de kinderen die op de plantage geboren of gekomen zijn vanaf 1705.(3) Helaas staan er vaak geen namen bij genoemd. Op 13 november 1709 wordt ‘een meijsje’ geboren en op 21 augustus 1710 twee kinderen. In het jaar 1711 staan er ‘twee kinderen’ op 23 maart en op 29 mei. Op 29 augustus 1711 ‘een meijsje’. Anna kan één van hen zijn. De enige bij name genoemde in deze jaren is een meisje genaamd Nannij, 2 juli 1709. Op de lijst van 1728 staat er ook een Nennij, creool, met een waarde van vierhonderdvijftig gulden. Zou dat dezelfde Nani zijn die haar kind verloor op ongeveer hetzelfde moment dat Anna met de zusters de Vree naar Holland ging? Zij staat op 8 mei 1728 op dezelfde pagina staat genoemd (zie afbeelding 1).
Dat Anna van Vossenburg ‘negerin’ wordt genoemd, betekent bovendien dat haar vader ook een tot slaaf gemaakte man van Afrikaanse oorsprong was en zij waarschijnlijk geen dochter is van Gerard de Vree, zoals eerder is geopperd.(4) In dat geval zou Anna als ‘mulat’ in de administratie zijn opgenomen, want in de kolonie is ‘ras’ allesbepalend voor iemands positie en mogelijkheden en (daarom) kent bijna elke zogenaamde ‘mengvorm’ een naam. Mulat is de benaming voor iedereen met één Afrikaanse en één Europese ouder. In in de toenmalige praktijk betekent dit een witte vader en een zwarte moeder, omdat relaties tussen een witte vrouw en een zwarte man in de kolonie sociaal niet worden geaccepteerd. Op de vraag wie de vader van Anna is, hebben we geen antwoord. Hoe Anna’s leven in slavernij is, verkennen we in het volgende spoor.
Klik hier voor deel 2 van dit vierdelige spoor. Deel 3 en 4 zijn in juli 2020 online gekomen en zijn hier en hier te lezen.
Geïnteresseerd in meer verhalen over het slavernijverleden van Gelderland, Nederland of de wereld? Kijk dan vooral op de website van Mapping Slavery.
Bronnen:
(1) Ineke Mok kwam Anna van Vossenburg op het spoor bij haar onderzoek over Quaco in 2012 dankzij Jorien Jas, curator Gelders Landschap en Kastelen. Het boek De mensen van Vossenburg en Wayampibo, twee Surinaamse plantages in de slaventijd (2019) van Bert Koene gaf veel achtergrondinformatie voor dit vierdelige spoor van de maand.
(2) ISSG, Collectie Plantages Vossenburg, Wayampibo en Vredesteyn, Suriname en Brits Guyana 1727-1735, inventarisnummer 9, scannummer 14.
(3) IISG, Collectie Plantages Vossenburg, Wayampibo en Vredesteyn, Suriname en Brits Guyana 1727-1735, inventarisnummer 2, scannummer 63.
(4) B. Koene, Schijngestalten. De levens van diplomaat en rokkenjager Gerard Brantsen (2013), p. 13
Dineke Stam (IMHP), Ineke Mok (Cultuursporen), Else Gootjes (Erfgoed Gelderland) , CC-BY-NC-SA
Sporen van slavernijverleden
Personen
Werk
1700-1800
Arnhem
Arnhem e.o.