Op een spotprent uit 1784 nemen Arnhemse vrouwen de ontblote billen van de regent Hendrik Brantsen onder handen. Zijn geschriften verdwijnen in het vuur. Brantsen had zich fel uitgelaten over de slappe houding van zijn medebestuurders tijdens het kerkhofoproer in 1783. Het volk en de burgergemeente hadden daarbij hun zin gekregen. Arnhemse vrouwen, met name enkele prostituees, maken op deze spotprent duidelijk hoe ze over Brantsen denken.
Links op de Markt staat de Waag, die tussen 1761 en 1768 was gebouwd. De Rijnhandel floreerde en Arnhem werd steeds belangrijker als regionaal handelscentrum. De Waag werd ook het trefpunt van de vrijkorpsen. Deze gewapende burgertroepen probeerden een tegenwicht te bieden aan de garnizoenssoldaten van de stadhouder en het stadsbestuur.
De ‘saaie pruikentijd’ wordt de achttiende eeuw wel eens genoemd. Niets was in Arnhem minder waar. Vanaf het begin van de achttiende eeuw tot aan de komst van de Fransen in 1795 gonsde en gistte het in de stad. Burgers uit de middenstand eisten inspraak in het bestuur. Zij hadden daarvoor sinds de middeleeuwen een eigen vergadering: de Gezworen Gemeente. De macht van deze ‘gemeenslieden’ stelde in de praktijk niets voor. Het waren de rijke burgers die de dienst uitmaakten.
Tussen die regenten zelf boterde het ook niet echt. Een deel was op de hand van de stadhouder, de prins van Oranje. De stadhouder probeerde de benoemingen van de regenten en de gemeenslieden naar zich toe te trekken. In Arnhem en Gelderland leidde dit tot grote ongeregeldheden: de Gelderse Plooierijen. Een ‘Plooi’ is een regentenpartij. Gesproken werd dan ook van ‘Oude’ en ‘Nieuwe Plooi’.
Rond 1780 zag een waarlijk democratische beweging het licht: de patriotten. Zij eisten niet alleen inspraak, maar ook echte macht. In Arnhem is de ‘Vaderlandsche Sociëteit’ het verzamelpunt van de patriotten die het op de stadhouder hebben gemunt. In het rumoer rondom de kerkhofoproeren van 1783 en 1784 weten de patriotten invloed te veroveren in het stadsbestuur. Stadhouder Willem V keek aanvankelijk hulpeloos toe, maar het Arnhemse garnizoen kwam de bevelhebber te hulp. In 1787 verdreven de prinsgezinde soldaten de patriotten uit het bestuur. Daarbij werden huizen geplunderd, burgers in elkaar geslagen en viel één dode te betreuren. De bedreigingen aan het adres van de patriotten logen er niet om: “In Arnhem heeft ons Uw brutale, bokachtige bakkis zeer mishaagt. Uw dikke pokkel sal bont en blauw geslagen worden. Wij sullen U op de rooster braden. Adieu stront donder.”
Het patriottenblad ‘De Post van den Neder-Rhijn’ werd op 22 april 1786 door de Arnhemse beul op een schavot voor het oude stadhuis verbrand. In een artikel oefende een anonieme schrijver felle kritiek op de Arnhemse regenten. Het stadsbestuur was hiervan niet gediend, maar kon de identiteit van de auteur (de Arnhemmer Steven van Bronkhorst) niet achterhalen. Daarop werden alle exemplaren van het blad in beslag genomen en door de Arnhemse scherprichter ‘tot asse’ verbrand.
Acht jaar later waren de rollen omgedraaid toen het Franse leger de Republiek innam. Door de strenge winter konden de troepen over de bevroren rivieren trekken. De Arnhemse schipbrug werd door het oprukkende ijs losgeslagen en op 17 januari 1795 bezetten de Fransen Arnhem. In het nieuwe bestuur kwamen alleen patriotten terug.
Dit is een venster uit de Canon van Arnhem
Vorige vensterVolgende venster
Jan de Vries, CC-BY-NC