Het landgoed Zypendaal (uitspraak ‘Siependaal’) werd in 1753 in kaart gebracht in opdracht van de nieuwe eigenaar, de rijke en machtige Arnhemse regentenfamilie Brantsen. Linksboven zien we het begin van de Jansbeek (‘Sours’), verder vallen de strakke geometrische tuinen op.
De familie had al een groot woonhuis in de Bakkerstraat, maar wilde een buitenhuis voor de zomermaanden. Het geld daarvoor kwam vooral uit de opbrengsten van enkele plantages in Suriname. Deze waren via vererving in hun bezit gekomen. Het al bestaande huis op Zypendaal kon met behulp van dit ‘slavernij-geld’ in 1762 uitgebreid worden tot een fraaie buitenplaats.
Bij het zomerverblijf verrezen een eeuw later ook nog een koetshuis, een oranjerie en een leer- en speelhuisje, het gouvernementshuisje. De Brantsens waren een grote familie: leden van deze familie bezaten ook landgoederen en huizen als Hulkestein, Mariëndaal en de Lichtenbeek
‘Arnhem de genoeglijkste’ is het motto waarmee de hoofdstad van Gelderland zich vanaf zeventiende eeuw tooide. Als centrum van het gewestelijke bestuur en de rechtspraak trok de stad bestuurders, rechters, griffiers, notarissen aan. Daarnaast had het stadsbestuur zelf ook nog eens twaalf schepenen en een eigen rechtbank. De inkomsten voor dit bestuurs- en ambtenarenapparaat waren in eerste instantie niet groot. Vandaar dat het vooral de adellijke families waren, die de bestuursfuncties vulden. Zij leefden van de opbrengsten van hun landerijen en hadden een rentmeester in dienst en konden zo van het bestuurswerk hun hoofdbezigheid maken.
Rijkere burgers drongen ook steeds meer door tot het bestuur en namen de leefwijze van de ‘oude adel’ over. Van hun kapitaal kochten ze land in het schependom Arnhem op. Ze wisten deze bezittingen uit te breiden en stilaan leefden ook zij meer van het land en van de investeringen dan van de handel. In Arnhem slaagden de regenten erin om de bestuursfuncties binnen de eigen kring te houden. Daarmee gebruikten zij de inkomsten uit het bestuurswerk vooral voor de eigen familie. Op deze manier ontstond een vertakt, maar gesloten, regentenpatriciaat met aristocratische trekjes. Brantsen, Engelen, Tulleken, Everwijn, Van Hasselt en anderen hielpen elkaar aan baantjes en huwelijkspartners.
Geld werd ook belegd in plantages en andere bedrijven in de kolonies in de ´de Oost´ (Indonesië) en ‘de West’ (Suriname). Zo droeg Arnhem, op kleine schaal, bij aan het in stand houden van het koloniale beleid en de slavernij.
Arnhem werd als ‘genoeglijk’ woongebied ook ontdekt door oud-Indiëgangers. Vanaf het begin van de 18e eeuw streken zij neer op de groene heuvels rondom de stad. Zo kocht de in Batavia geboren Adriana van Bayen het landgoed de Hartgersberg in 1742. Zij liet bovenop de berg door stadstimmerman Anthony Viervant, de jongere broer van Hendrik – die Zypendaal ontwierp -, een huis bouwen, de voorloper van de Witte Villa Sonsbeek. Zeven jaar later trouwde de dan 26-jarige Adriana met mr. Johan Jongbloet, advocaat aan het hof van Gelderland.
Rondom de landhuizen werden parken en tuinen onder architectuur aangebracht. In de achttiende eeuw waren het vooral de barokke en classicistische tuinen die opgang deden. Rechte, strakke wandelpaden liepen langs keurige rechthoekige perken. De romantische Engelse landschapsstijl deed pas in de negentiende eeuw haar intrede.
‘Het Huys Klaarenbeek’ werd in april 1945 verwoest bij een raketaanval van de geallieerden. Het landhuis en bijbehorend landgoed dateren uit de eerste helft van de zeventiende eeuw. De achttiende-eeuwse prent toont de formele Franse tuinaanleg met gekanaliseerde beekgang en een cascade. De burgerlijke eigenaars laten zich graag als ‘nieuwe adel’ op de prent vereeuwigen.
Dit is een venster uit de Canon van Arnhem
Vorige vensterVolgende venster
Jan de Vries, CC-BY-NC
Arnhem
Oost - West
1700-1800
Arnhem
Arnhem e.o.