We volgen in dit vierdelige spoor Anna van Vossenburg, ook Anna Vossenburg genoemd. Een opvallende verschijning in achttiende-eeuws Arnhem, geboren rond 1710. Dit derde deel gaat over haar aankomst en leven in Arnhem.
Als Anna in 1780 overlijdt in Arnhem, is zij 69 jaar oud. Zij is in 1727, wanneer ze Suriname verlaat, dus hooguit zestien/zeventien jaar, ofwel praktisch net zo oud als de beide zussen De Vree met wie ze naar de Republiek reist.(1) Het verschil: Anna heeft de status van slavin en heeft daarom slechts een voornaam, de zussen zijn vrije meiden met ieder drie namen en een behoorlijke erfenis in het verschiet. De reden van hun vertrek: met het overlijden van hun vader, Gerard de Vree, zijn zij wees geworden. Hun moeder was jaren eerder al gestorven, evenals hun zussen en broer. Hun oom Derk de Vree burgemeester van Arnhem en een broer van vader, laat zijn twee nichten met Anna naar Gelderland komen. Gerard de Vree bepaalt bij testament dat ‘dat zijn dochters bij eerste gelegenheid en goed seizoen’ begeleid door één of twee dienstmeiden naar het moederland moeten gaan. Het wordt één dienstbode: Anna.
Het schip waarop Anna en de zussen varen heet de Susanna, met als kapitein Rijk Hendricksz. In de vroege zomer van 1727 vertrekt het in konvooi met drie of vier andere schepen naar de Republiek, naar Texel en Amsterdam. De zusters De Vree zijn verzekerd tegen ‘de zeeroverijen des Turks’, ieder voor een som van achtentwintigduizend gulden. Aan boord zijn ook tweehonderd okshoofden Surinaamse suiker van plantage Vossenburg, de kleding van de overledene en het goud-, zilverwerk en de juwelen van de familie de Vree. Uit de administratie van plantage Vossenburg blijkt dat de overtocht terdege werd voorbereid; in 1727 zijn er kosten voor het breien van acht borstrokken en wollen mutsen. Hoe zou Anna de overtocht op het schip van Rijk Hendricksz hebben beleefd? Verbleef zij in dezelfde kajuit als de zussen Hester en Johanna de Vree?
Na aankomst gaan Anna en de zussen in de zomer van 1727 met de beurtschipper van Amsterdam naar Arnhem met vijf koffers en twee trommels bagage. Anna komt een paar keer voor in de voogdijrekening van oom Derk de Vree (2), waardoor we een paar strepen kunnen schetsen van haar bestaan in Arnhem. Anna en de zussen De Vree worden na aankomst in de Republiek ziek. Derk de Vree betaalt in september voor de verzorging van Hester, Johanna en Anna. Eind oktober 1727 staan betalingen aan de dokter en de apotheker voor zowel de zussen als Anna opgetekend. Anna heeft dan wel geen achternaam, haar huidskleur ‘kleeft aan haar naam’, althans voor de mensen om haar heen in het Arnhemse, want in de administratie heet ze niet gewoon ‘Anna’, maar ‘swartin Anna’: ‘Den 13 dito (september 1727) aan Lijsje van Blijenborg gegeven 4 gln ter oorzaeke, dat dezelve bij de Nigten gewacht, en de swartin Anna in haar siekte opgepakt heeft’ en ‘dito al mede aen Vrouw Plas bet. 2,10 omdat dezelfde de Swartin mede opgepakt heeft’.
De zussen én Anna krijgen een bijbel, in de rekening staat de aankoop van drie bijbels met zilverbeslag vermeld. In december 1727 krijgen de zussen geld voor handschoenen voor Anna en een boek. Een half jaar later wordt voor Anna een rijglijfje betaald. Zij lijkt dus gekleed te zijn in een zelfde soort kledij als de twee zussen. Of de kwaliteit van de stoffen hetzelfde was? Anna verdient wat geld met naaiwerk, het maken van twee jakjes en een hemdrok.
Wat doet Anna als de zussen in november 1727 naar de kostschool gaan? Zelf gaat ze pas in de zomer van 1728 naar school. Dit blijkt uit een betaling op 14 december 1728: voor vijf maanden schoolgeld voor Anna betaald aan ene Van Kel. Het bedrag is vele malen lager dan dat voor de kostschool van de zussen. Voor Anna’s bijna twee jaar op school wordt in totaal zes gulden gulden betaald, voor ruim een jaar kostschool van de zussen minstens zeshonderd gulden. Anna gaat dus naar een andere school dan de zussen. De zussen krijgen zakgeld en aparte bedragen voor thee en de huur van een cabinet op de school. En voor de diensten van een zangmeester en de dansmeester Monsieur Loth en het kostgeld voor de Mademoiselle. Zal Anna wel eens mee hebben gedaan met de dansles, of de zangles?
Anna blijft langer op school dan de zussen de Vree, tot de zomer van 1730. Op 20 januari van 1729 gaan de zussen van school en wordt het kostgeld van de afgelopen tijd aan de heer Bouillonnière voldaan met een fooi voor de meid erbij. De laatste vermelding van Anna in de voogdijrekening van Johanna de Vree is op 1 januari 1731 : ‘nog aan nigt gegeven voor Anna, 3 gulden’. Het duurt dan maar liefst 70 jaar voordat Anna weer in het familiearchief van de familie Brantsen verschijnt. Daarover meer in het laatste deel van het spoor over Anna van Vossenburg.
Er verschenen twee eerder delen over Anna van Vossenburg: Klik hier voor deel 1 en klik hier voor deel 2.
Geïnteresseerd in meer verhalen over het slavernijverleden van Gelderland, Nederland of de wereld? Kijk dan vooral op de website van Mapping Slavery.
Bronnen:
(1) Leeftijd bij overlijden wordt genoemd door Johan Brantsen junior (geboren 1768) in GA FAB, inv nr 1 fol 47 tot 49. Deze Johan Brantsen is de kleinzoon van Hester Henriëtte de Vree en Johan sr. Zijn vader, Gerard Brantsen (1735-1809) erfde na het overlijden van zijn vader Johan Brantsen senior in 1774 het huis aan de Olde Munte. Anna woonde daar nog steeds toen Johan jr. werd geboren. Anna stierf in 1780 stierf, dus Johan was toen 12. Volgens hem trok Anna meteen na het huwelijk in bij De Olde Munte. Het jaar van overlijden vond Ineke Mok in het Gelders Archief in het Begraafboek van de Hervormde Gemeente Arnhem.
(2) Gelders Archief, Familie archief Brantsen 0452 inv. nr. 182.
Dineke Stam (IMHP), Ineke Mok (Cultuursporen), Else Gootjes (Erfgoed Gelderland) , CC-BY-NC-SA
Sporen van slavernijverleden
Personen
Streekgeschiedenis
1700-1800
Arnhem e.o.
Arnhem e.o.