Op de noordrand van de Nijmeegse stuwwal ligt een serie Romeinse forten en militaire installaties. Deze zijn niet allemaal gelijktijdig in gebruik geweest, maar volgen elkaar in de tijd van oost naar west op. Omdat het Romeinse leger sterk afhankelijk was van een goede logistiek, zou het goed kunnen dat de Waal in de Romeinse tijd veel dichter bij de rand van de stuwwal gelopen heeft dan nu het geval is.
De rivier was toen nog niet bedijkt, maar verlegde zijn loop gedurende de tijd. De westwaartse beweging van de militaire installaties kan dan ook een reactie zijn op het meanderen van de rivier. De rivier beweegt, de mens reageert. Om deze hypothese te toetsen is in de jaren voor 2015 een bodemkundig onderzoek in gang gezet, dat als doel had aan te tonen dat de Waal in de Romeinse tijd dichter langs de stuwwalrand gelopen heeft. Dit onderzoek is uitgevoerd door middel van boringen, die handmatig tot diepten van negen meter onder maaiveld gezet zijn. Uit dit onderzoek is aannemelijk geworden dat de Waal in de Romeinse tijd inderdaad hier gelopen heeft.
Tijdens dit onderzoek is een onverwachte vondst gedaan. Op een diepte van circa 5,5 tot 6 meter onder het huidige maaiveld bleek namelijk op meerdere plaatsen een zeer harde steenlaag aanwezig te zijn. Deze laag werd aanvankelijk geïnterpreteerd als het restant van een natuurstenen kademuur, maar na verder onderzoek bleek dat het om een veel groter geheel moest gaan. Deze harde laag is namelijk aangetroffen over een lengte van zeker vijfhonderd meter en hij heeft een minimale breedte van bijna dertig meter. Vlak boven die laag zijn in de boringen aanwijzingen voor rivierafzettingen aangetroffen, inclusief stukjes houtskool, baksteen, tufsteen en aardewerk. Dit materiaal dateert uit de Romeinse tijd.
De interpretatie van dit verschijnsel is dat de harde laag niet zozeer de fundering van een enkele muur is, maar eerder een groot verhard oppervlak betreft. Dit zou een constructie kunnen zijn geweest van vierkante vakken, gemaakt met zware eiken palen en balken, waarin puin en steen gestort is, vergelijkbaar met de resten van de Romeinse haven die in Londen is blootgelegd. De zo verkregen stevige constructie vormt dan de fundering voor daarop staande opslagloodsen en los- en laadinstallaties én fungeert als een stevige waterkering die de rivier in toom kan houden. Dit beeld past in de gangbare ideeën over de Romeinse legerplaatsen op veel plaatsen in Britannia, Germania Inferior, Germania Superior en andere provincies meer naar het oosten van het Romeinse rijk.
Het zou dus goed kunnen dat aan de voet van de stuwwal, op het grondgebied van de gemeenten Ubbergen (inmiddels opgegaan in de gemeente Berg en Dal) en Nijmegen, de oude Romeinse militaire haven ligt. Via deze haven werden alle door het leger gebruikte stenen voor de forten op de stuwwal aangevoerd, die aantoonbaar uit het huidige Duitsland afkomstig zijn. Het gaat daarbij om vele honderden, zo niet duizenden tonnen aan materiaal. Ook de aanvoer van grote hoeveelheden olijfolie, wijn, graan en andere zaken waar het Romeinse leger van afhankelijk was, is dan via deze haven gelopen.
Dit verhaal is afkomstig uit de Gelderse Archeologische Kroniek 2016 en is voor plaatsing op mijnGelderland ingekort.
Bronnen:
Sigrid van Roode, CC-BY-NC
Archeokroniek
Archeologie
500-1000
-3000-500
Berg en Dal
Nijmegen
Rijk van Nijmegen
De provinciaal-historische Vereniging Gelre beoogt sinds haar opric…
De Gelderse Archaeologische Stichting is sinds 1930 het archeologis…