Tijdens de graafwerkzaamheden voor de nieuwe tunnel onder de spoorlijn werd in november 2014 een scheepswrak gevonden. Het lag aan de buitenzijde van de zestiende-eeuwse stadsgracht. Door de ligging onder het grondwaterniveau was de bakboordzijde grotendeels intact. De stuurboordzijde bleek echter gedeeltelijk vergaan, omdat deze hoger lag en daardoor minder goed geconserveerd was. Bovendien is het wrak ontdekt met de shovel, wat betekent dat een deel ervan al op de stort lag, voordat men in de gaten had dat het om een scheepswrak ging. In het Programma van Eisen, opgesteld voor het onderzoek, werd wel de mogelijkheid geopperd dat er scheepswrakken aanwezig konden zijn op deze locatie.
Het wrak is vrijgeprepareerd en gedocumenteerd in ernstig verontreinigde grond. Daarna is het vervoerd naar een voormalige broodfabriek waar de stukken afzonderlijk zijn gereinigd, getekend en gefotografeerd. Ook zijn hier monsters genomen van diverse scheepsdelen voor dendrochronologisch onderzoek. Hier kwam uit naar voren dat het schip rond 1647 is gebouwd. Het blijkt te gaan om een praamachtig schip met een lengte van 13 meter en een maximale breedte van 2,7 meter. Het schip was aan de boegzijde iets breder dan aan de achterzijde, iets wat we ook kennen van de berkelzompen. Het schip lijkt echter het meest op wat we tegenwoordig een praam noemen (in de zeventiende eeuw werd zo’n platbodem aangeduid met de termen aak, praam of punt).
Het heeft stevens die op het vlak rusten en het heeft geen kiel of zaadhout (balk die aan de binnenzijde over de spanten loopt om het schip extra stevigheid te geven). Latere pramen hebben dat wel, omdat het vlak van vurenhout werd gemaakt. Het vlak van het Zutphense wrak is echter van eikenhout, dat niet de neiging heeft op den duur een ‘kattenrug’ te gaan vormen en dus geen zaadhout nodig heeft. Op het vlak rusten de liggers en spanten (korven), die bevestigd zijn met houten toognagels. De scheepshuid heeft drie gangen plus berghouten. De huidplanken zijn met houten toognagels vastgezet op de spanten, en zijn overnaads aan elkaar gespijkerd. Aan de voorkant, en waarschijnlijk ook aan de achterkant, bevond zich een plechtje (een verhoogd dek). De buitenste dekbalk voor het verhoogde dek was vastgezet met lange ijzeren rozenbouten. Om een loopoppervlak te krijgen op de dekbalken en spanten is een denning – een vloer van grenen planken – aangebracht. Deze planken zijn vrijwel zeker ingevoerd uit Noorwegen. De rest van het schip bestaat uit eikenhout van lokale of Westfaalse herkomst. Er zijn op het schip geen aanwijzingen gevonden voor een roer en ook niet voor een mast.
Het schip zal waarschijnlijk geboomd zijn, wat goed mogelijk was in de binnenwateren, waar hij is gevonden, maar niet op de IJssel. Uit historische bronnen weten we dat de stad Zutphen ook zelf gebruik maakte van platbodems. De stad gebruikte zo’n schip voor de meest uiteenlopende klusjes: voor onderhoud aan sluizen en vestingwerken, het vervoer van hakhout, het vervoer van vee naar de stadsweiden, voor baggerwerk en zelfs voor visserij. In het algemeen waren pramen op de binnenwateren het meest geschikt voor bulkvervoer. Dit exemplaar is mogelijk gezonken tijdens een baksteentransport. Op het schip lagen althans nog ongebruikte bakstenen.
Hoewel het schip minder geschikt was voor de vaart op de IJssel, kan het zeker dienst hebben gedaan op de Berkel. In 1646 is de Berkel door de Berkelcompagnie geschikt gemaakt voor riviervaart, onder meer door het bouwen van sluizen en bypasses. De beschreven maten voor de schepen, die op de Berkel konden varen, komen precies overeen met die van de Zutphense boot. De vaart op – onder meer – Vreden, stroomopwaarts gelegen aan de Berkel, was in de zeventiende eeuw vooral gericht op timmerhout en pijpaarde. Van de aangevoerde pijpaarde werden in Zutphen tabakspijpen gemaakt.
Dit verhaal is afkomstig uit de Gelderse Archeologische Kroniek 2015.
B. Fermin - Gemeente Zutphen, CC-BY-SA
Archeokroniek
Archeologie
1600-1700
Zutphen
Achterhoek
De Gelderse Archaeologische Stichting is sinds 1930 het archeologis…
De provinciaal-historische Vereniging Gelre beoogt sinds haar opric…