Marlène Melfor (67) werd op Curaçao geboren, waar ze tot haar dertiende gewoond heeft. Op twaalfjarige leeftijd is ze zonder haar familie naar Nederland verhuisd, om daar naar school te gaan. Na de middelbare school deed ze in Nederland vervolgopleidingen en kwam toen in Arnhem terecht. In dit verhaal vertelt ze over hoe het is om in Nederland te leven met een slavernijverleden en hoe haar strijd voor gelijkheid, inclusiviteit en diversiteit voortduurt.
"Toen ik 34 was, ben ik naar mijn geboorteland teruggekeerd en heb daar vier jaar gewoond en gewerkt. Het besluit om naar Curaçao terug te gaan, was mij vooral ingegeven door de wens dichter bij mijn familie te zijn. Jammer genoeg werd het al snel duidelijk dat ik het moeilijk vond om daar weer te wennen. Ik merkte toen hoe klein het eiland was in vergelijking met Nederland. De mogelijkheden om bijvoorbeeld culturele activiteiten te bezoeken waren beperkt. Het was de tijd dat er nog geen internet was. Mijn verblijf op Curaçao duurde niet heel lang. Na een aantal jaren besloot ik om weer naar Nederland terug te keren.
Discriminatie omwille van huidskleur en afkomst heb ik in Nederland vaak ervaren. In mijn gedrag en houding heb ik altijd geprobeerd boven te staan. In het werk had ik vaak leidinggevende functies met eindverantwoordelijke taken. In de uitvoering van het werk kwam ik ook discriminatie tegen terwijl het geven van leiding door een zwarte vrouw ook vaak een tegenspraak was tegen discriminerende gevoelens, gedachten en handelingen van anderen. Het krijgen van leiding van een zwarte vrouw was niet altijd voor iedereen even gemakkelijk te accepteren.
Het is en blijft voor mij onbegrijpelijk dat er verschil wordt gemaakt tussen mensen en dat er gedacht en gehandeld kan worden als zijnde dat de ene bevolkingsgroep meer verheven zou zijn boven de andere groep. Zelfs wetenschappelijke studies worden ingezet en aangehaald om deze zogenaamde verschillen hoegenaamd te bevestigen, te vergoelijken en te bewijzen. Velen van ons zijn helaas in die verschillen gaan geloven en soms betrap ik mezelf ook op het feit dat ik behept ben met bepaalde discriminerende vooroordelen.
Slavernij heeft kunnen bestaan en heeft zich voort kunnen zetten door het geloof dat de witte plantagehouder meer en beter was dan de tot slaafgemaakten. Met zijn superieur en arrogante gedrag en de dwang dat hij met mensenhandel in en met Afrikanen kapitaal moest genereren, stond hij zichzelf toe om de onbetaalde werkers op de plantage wreed, bruut en onmenselijk te behandelen. Naarmate ik de geschiedenis van mijn voorouders beter leer kennen, voel ik ook de noodzaak om ongelijkheid en onrechtvaardigheid tussen mensen te bestrijden. Niemand staat boven een ander!
Ik ga regelmatig voor korte periodes terug naar Curaçao. Mijn ouders zijn inmiddels overleden en mijn broers en zus die daar wonen zoek ik steeds weer op. Curaçao maakt een moeilijk periode door. Economisch gaat het slecht. Het onderwijs kampt met grote achterstand. Er is sprake van veel jongeren die hun school niet afmaken, grote aantallen tienermoeders en jongeren die die in het bezit zijn van vuurwapens. Voor veel families is het erg ingewikkeld om hun sociale omstandigheid te doorbreken en te verbeteren. De overheid zou naar mijn mening hier een voortrekkersrol in moeten nemen, maar dit gebeurt maar mondjesmaat.
De slavernijgeschiedenis die gepaard ging met veel vernederingen achtervolgt de Curaçaoënaar in de huidige tijd nog altijd. Door de tijd heen blijkt dat het uiteindelijk moeilijk is om het toenmalige collectief opgelopen gevoel van minachting en vernedering, los te laten en geloof en vertrouwen te hebben in je eigen kracht en ontwikkeling en zo ook in de mogelijkheden van je land. De kolonisatie van het eiland door Nederland die na de slavernij volgde en tot de dag van vandaag voortduurt, maakt het proces van zelfwaardering voor de eilandbewoners niet gemakkelijk. In het gedrag van de kolonisator is er nog steeds sprake van een denigrerende bejegening.
Als er iets is waarbij een deel van de Curaçaose geschiedenis goed zichtbaar is, dan is dat dans en muziek. Tijdens de slavernij was muziek en dans voor de werkers op de plantage dé manier om onderling met elkaar te communiceren met buitensluiting van de slavenhouder omdat hij hen niet kon begrijpen. Zij ontwikkelden een andere taal dan de witte overheersers. Er werd bijvoorbeeld gezongen over de 'Bomba'. Een Bomba was een tot slaaf gemaakte die ingezet werd om de mensen op de plantage in de gaten te houden en hen bij Shon (plantagehouder) te verklikken. Hij kreeg van de Shon dan meer privileges. Ced Ride, een bekende Curaçaose zanger, zingt hierover in het lied 'Butchi Fil'.
De Tambu werd en wordt nog steeds veel gedanst. Deze dans komt ook rechtstreeks uit de periode van de slavernij en heeft veel Afrikaanse invloeden. Met muziek en dans gingen slaven met elkaar in gesprek. Tijdens het dansen communiceert men met het lichaam onder begeleiding van trommelmuziek onderling met elkaar. Het dansen van de tumba is onder invloed van de katholieke kerk lang verboden geweest. De geschiedenis laat zien dat de katholieke kerk met name in de tijd na afschaffing van de slavernij een kwalijke rol heeft gespeeld in het willen verstoppen van een pijnlijke verleden. Ik ben groot geworden met de boodschap dat het dansen van tambu primitief en ordinair was. Tegenwoordig is het dansen en het genieten van tambumuziek populair en aan het einde van het jaar en met carnaval wordt er veel tambumuziek gemaakt en wordt er uitbundig gedanst. Elia Isenia is op Curaçao een bekende tumba zangeres en storyteller.
De laatste jaren wordt er meer over het verleden van Curaçao geschreven en verteld. De Curaçaoënaar vindt het niet altijd gemakkelijk om de pijnlijke geschiedenis onder ogen te zien.
Ik vind dat we meer kennis moeten opdoen over de geschiedenis. Deze maand ga ik naar Amerika en daar ga ik zo’n honderdvijftig mensen van Afrikaanse afkomst ontmoeten. Samen kijken we naar onze geschiedenis en zoeken we uit wat de geschiedenis persoonlijk voor je betekent. Gezamenlijk ontladen we over de pijn die onze voorouders zijn aangedaan en die ze ons ongewild hebben doorgegeven. Door zicht te krijgen op de opgelopen pijn kunnen we erover praten en over ontladen. Dit geeft ons meer de mogelijkheid om buiten gevoelens om te werken aan het elimineren van het racisme dat in de verschillende samenlevingen aanwezig is. We kunnen dan sterker zeggen: Stop! Geen racisme meer in mijn leven en geen onrechtvaardigheid!
Het is belangrijk ons te realiseren dat het stoppen van racisme niet alleen een zwarte aangelegenheid is. Witte mensen hebben evenzo last van pijn dat veroorzaakt wordt door racisme. Het is daarom ook heel belangrijk dat er witte bondgenoten zijn. Dat er een groep witte mensen is die hier ook over na wil denken."
Dit verhaal is geschreven door Kees Huntink, op basis van een interview met Marlène Melfor, afgenomen door Jos van Limbeek op 13-06-2018 in Arnhem. Lees deel een van het verhaal van Marlène Melfor hier.
Geïnteresseerd in meer verhalen over het slavernijverleden van Gelderland, Nederland of de wereld? Kijk dan vooral op de website van Mapping Slavery.
Kees Huntink, op basis van een interview afgenomen door Jos van Limbeek, CC-BY-NC
Sporen van slavernijverleden
Oost - West
2000-nu
Arnhem
Arnhem e.o.