‘Pastoor, pastoor, het lekt in de kerk’. Hoofdschuddend luistert pastoor Van Mook naar zijn misdienaar. Hij weet dat de oude houten schuurkerk op inzakken staat.
Bijna tweeduizend mensen gaan iedere zondag in het krakkemikkige gebouw naar de mis. Al drie keer heeft de pastoor de koning om geld gevraagd voor een stenen kerk. In juni 1831 komt er goed bericht. Maar het toegezegde geldbedrag is veel te laag. De straatarme bevolking geeft toch gul centen en dubbeltjes. Maar het is te weinig om een stevig gebouw neer te zetten. In 1834 zegent de pastoor de kerk in, die al na twee jaar door een zware storm wordt getroffen. Muren hangen scheef en het dak staat op instorten.
Op het fundament bouwt men een nieuwe kerk. Het is een 'waterstaatskerk' getekend door ingenieurs van Rijkswaterstaat. Het inwonertal groeit hard. Na een uitbreiding met zijbeuken, is de kerk spoedig weer te klein. Net voor de Eerste Wereldoorlog (1914 – 1918) wil pastoor Rovers een nieuwe grote kerk bouwen. Het is een onzekere tijd. Pas na het einde van die oorlog begint de bouw. In 1922 is de kerk klaar. Niet helemaal trouwens. Wegens geldgebrek is de toren met klokken niet gebouwd. Dat komt later wel. Het is er echter niet van gekomen.
Bronnen en verder lezen:
Dit is een venster uit de Canon van Groesbeek. Klik hier om het volgende venster te lezen.
Vereniging Heemkundekring Groesbeek, CC-BY-NC
Groesbeek
Geloof
1800-1900
Berg en Dal
Rijk van Nijmegen