Stilte! Stilte!, roept de rechter van de Arnhemse rechtbank. Het geroezemoes in de stampvolle rechtbank gaat gewoon door. ‘In naam van de Koning!’, buldert de rechter nu. Dat helpt. De rechtszaak tegen de veertienjarige Mientje Voermans en ruim honderddertig andere Groesbekers kan beginnen.
Ze hebben hout gestolen in de bossen die waren verkocht aan rijke grootgrondbezitters. Twee boswachters hadden verteld dat er even geen toezicht was. Het gerucht ging als een vuurtje door het dorp. Met bijlen en hakmessen gingen de straatarme bezembinders naar het bos. Er werd gekapt bij het leven. Brandhout voor de kachel en rijshout om bezems te binden. Twee dagen later reden vijftig soldaten op paarden het dorp binnen.
Huiszoekingen leverden zestig karren met gestolen hout op. Mannen en vrouwen, jongens en meisjes werden opgepakt. Nu zitten ze in de rechtszaal. Net als de anderen heeft Mientje stro in de haren en stinkt ze naar mest. Haar slaapplaats is de stadsmanege van Arnhem. Op kosten van de stad leven de verdachten op water en brood. Niemand heeft geld voor een eenvoudig hotelletje. Als het eindelijk stil is, velt de rechter het vonnis. Straffen van drie dagen tot zes maanden gevangenis. De burgemeester van Groesbeek vraagt de koning om strafvermindering. Die verleent gratie: straffen van minder dan een maand scheldt hij kwijt. Wie een zwaardere straf heeft, moet het gevang in. Mientje mag naar huis.
Bronnen en verder lezen:
Dit is een venster uit de Canon van Groesbeek. Klik hier om het volgende venster te lezen.
Vereniging Heemkundekring Groesbeek, CC-BY-NC
Groesbeek
Streekgeschiedenis
1800-1900
Berg en Dal
Rijk van Nijmegen