'Kom, wee plukken op de weg aon!', roept Lies luid. '‘t Is zat vur vandaag'. Met zijn achten zijn ze in het bos. Lies, de oudste, en haar zeven broertjes en zusjes. Even verderop zijn hun buren bosbessen aan het plukken. Die zijn met z'n tienen. Van 's morgens vroeg tot het vallen van de avond wordt geplukt.
Opkopers wegen de bosbessen, die in mandjes worden vervoerd. Het verdiende geld is broodnodig in de arme gezinnen. De bosbessen gaan per spoor naar Engeland om er jam, medicijnen en kleurstof van te maken. Eenmaal thuis helpen Lies en broer Jan vader met het binden van bezems. Vader vertrekt de volgende dag met de oudsten en een volgeladen hondenkar naar Arnhem. Ze blijven enkele dagen weg. Tot de bezems zijn verkocht. In de hondenkar nemen ze ook wat heidemandjes mee voor de verkoop.
Anderen gaan nog veel langer van huis. Met een woonwagen en een huifkar vertrekken ze in het voorjaar naar Duitsland. Pas met de kermis in september komen ze terug. De huifkar zit bomvol paraplu’s en bezems die diep in Duitsland huis aan huis worden verkocht. De handel in Duitsland levert flink geld op. Rond 1900 zijn duizend Groesbekers zo onderweg. Het reizen met woonwagen of huifkar heet 'hausieren'. Strenge grensvoorschriften maken daar na 1912 een einde aan.
Dit is een venster uit de Canon van Groesbeek. Klik hier om het volgende venster te lezen.
Bronnen en verder lezen:
Vereniging Heemkundekring Groesbeek, CC-BY-NC
Groesbeek
Oost - West
Landschap
1800-1900
Berg en Dal
Rijk van Nijmegen