
Opkopers wegen de bosbessen, die in mandjes worden vervoerd. Het verdiende geld is broodnodig in de arme gezinnen. De bosbessen gaan per spoor naar Engeland. Er worden jam, medicijnen en kleurstof van gemaakt. Eenmaal thuis helpen de oudste kinderen vader met het binden van bezems. Vader vertrekt de volgende dag met de twee oudsten en een volgeladen hondenkar naar Arnhem. Ze blijven enkele dagen weg. Tot de bezems zijn verkocht. In de hondenkar nemen ze ook wat heidemandjes mee voor de verkoop.
Anderen gaan nog veel langer van huis. Met een woonwagen of een huifkar vertrekken ze in het voorjaar naar Duitsland. Pas met de kermis in september komen ze terug. De huifkar zit bomvol paraplu's en bezems die diep in Duitsland huis aan huis worden verkocht. De handel in Duitsland levert flink geld op. Rond 1900 zijn ongeveer duizend Groesbekers zo onderweg. Het reizen met woonwagen of huifkar heet 'hausieren'. Strenge grensvoorschriften maken daar na 1912 een einde aan.
©
Bedankt voor uw feedback.