De wederopbouw van boerderijen op het platteland kreeg spoedig na de Tweede Wereldoorlog gestalte. In de jaren vijftig zien we allerlei voorlichtingsinitiatieven op het gebied van wonen ontstaan. Deze activiteiten richtten zich op woningverbeteringen en -voorzieningen. Vrouwen waren betrokken bij de ontwikkeling en uitvoering van deze voorlichtingsactiviteiten.
Aanzetten voor verbeteringen van woonvoorzieningen kwamen bijvoorbeeld ter sprake in een overleg tussen de Centrale van Boerinnen en andere Plattelandsvrouwenorganisaties en de Nederlandse Heidemaatschappij in 1953 te Arnhem. Professor C.W. Willinge Prins-Visser uit Wageningen ging in op ontwikkelingen over het wonen en platteland: "…Ik meen dat wij op het platteland over al om ons heen kunnen zien hoe de inrichting van de boerenwoning achter is gebleven en niet aan de eisen voldoet die er vanuit het oogpunt van gezin gezien gesteld mogen worden. Hoe velen van onze boerenfamilies wonen niet in huizen die een halve eeuw of nog meer oud zijn. Vooral op de zandgronden is de woning daar zeker enige tientallen jaren achterop bij de manier van leven die voor het gezin dat erin woont, wenselijk zou zijn….". Zij besprak het belang van meer onderzoek naar woonstijl, woonwensen en het ontwerpen van de woning in de toekomst. Uit de discussie kwamen suggesties voor arbeidsbesparing, werkvereenvoudiging, indeling van woonvertrekken en aanleg van elektriciteit, waterleiding, en warmwatervoorziening.
Een ander voorbeeld is de inrichting van voorbeeldwoningen in streekverbeteringsgebieden, zoals in de Bommelerwaard (in 1957) en in de gemeente Neede (in 1959). Dhr. Van der Ley van de Provinciale Voorlichtingsraad Gelderland sprak bij de opening als volgt: ''…Vroeger werd bij de koop van de boerderij het allereerst naar het land en de bedrijfsgebouwen gekeken en het laatst naar de woning. Wat de vrouw ervan dacht was van geen belang. Nieuwe boerderijen werden alleen gebouwd na brand of natuurramp. Door de ruilverkavelingen is daar een grote verandering in gekomen. En zo zien we dan hier in Neede een nieuwe boerderij ingericht als 'voorbeeldwoning'…''. De voorlichtingswoning betekende voor de bewoners zelf, dat zij hun woning beschikbaar stelden voor bezichtiging door belangstellenden. Bij de woning in Neede was dat twee jaar lang, twee keer per week. De Stichting Landbouwhuishoudkundig Onderzoek te Wageningen trainde leraressen en voorlichtsters uit heel Nederland die voorlichting over wonen in streekverbeteringsgebieden verzorgden.
De Nederlandse Bond van Plattelandsvrouwen Gelderland startte in 1958 met een woningcommissie, het Adviesbureau Goed Wonen. Doelmatig inrichten van de woning stond daarbij centraal. Tijdens een spreekuur in Arnhem kon men terecht voor adviezen over bijvoorbeeld vloerbedekking, gordijnen, verbouwingen. Vrijwilligsters actief in de woningcommissies van de Nederlandse Bond van Plattelandsvrouwen uit heel Nederland kregen bijscholing in de Born te Bennekom. Tijdens twee kaderdagen waren er lezingen bijvoorbeeld over 'Wat is wonen?', over ervaringen met verbouwingen in streekverbeteringsgebieden of over het meten en tekenen van plattegronden. Ook praktisch werken met kleuren, vormen, materiaal en meubels kwam aan de orde. Inzicht in premieregelingen voor de woningbouw verdiepten het inzicht in de woonproblemen en wat daarmee samenhing.
Bronnen en verder lezen:
Jeanne van Poppel, CC-BY-NC