Wij die zijn meegekomen

Herinneringen aan een Molukse jeugd

De Molukse Josephine Veerman-Titahena (1951) kwam met haar familie naar ons land. Vader Julius Titahena diende bij het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL). Toen Indonesië onafhankelijk werd, konden ze niet blijven. Veertien jaar woonde het gezin in woonoord Lunetten, voormalig concentratiekamp Vught. Voor Josephine een fijne jeugd, maar haar ouders hadden het moeilijk. Langzaam vervloog de hoop op terugkeer naar de Molukken. In 1965 verhuisden ze naar de Molukse wijk Terweijde in Culemborg. Een fijn huis, sparen voor een vakantie naar de Molukken, maar de heimwee en frustratie bleef. Sinds het overlijden van haar ouders woont Josephine in haar ouderlijk huis.

Ze vertelt over het grote verdriet waarmee ze opgroeide.

Geen weg terug

“Vlak voor de Japanse bezetting van Nederlands-Indië in 1942 ging mijn vader bij het KNIL. De Jappen namen hem gevangen. Gelukkig overleefde hij het onmenselijk zware werk, de mishandeling en de honger. Daarna vocht hij voor de Nederlanders in de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog. Toen Indonesië onafhankelijk werd, is het KNIL in 1950 opgeheven. Mijn vader wilde afzwaaien en teruggaan naar zijn dorp Ouw, op het Molukse eiland Saparua. Plotseling veranderde de politieke situatie en kon dat niet meer.

Naar Nederland

Ik was een baby van 3,5 maand toen mijn vader met zijn gezin aan boord stapte van de Asturias. Mijn grootouders en veel andere familieleden moesten ze achterlaten. We kwamen aan op de Javakade in Amsterdam. Daarna zijn we naar woonoord Lunetten gebracht. We kregen er barak 11, kamer 36.

Mooie jeugd

Ik had daar een hele mooie jeugd. Lekker buiten spelen en iedereen opzoeken. Echt kind kunnen zijn. Het kamp was afgezet met prikkeldraad. Hollandse mensen bekeken ons en gaven snoepjes. Mijn zus en ik mochten twee weken per jaar in de zomervakantie naar een Rotterdams pleeggezin. Tot de zesde klas zat je op school in het kamp. De laatste klas in Den Bosch: drie Molukkers in een klas vol Nederlandse kinderen.

Frustratie

Al die grote gezinnen in kleine kamers. Zeven of acht families in één barak. Je zag alles van elkaar, de muren hadden oren. Bij aankomst in Nederland zijn de mannen direct uit dienst ontslagen. Ze hadden geen werk, zaten alleen maar bij elkaar. Te kaarten, te drinken. Ze wisten zich geen raad met hun frustratie. Kinderen kregen zware straffen. Bij ons viel het nog mee. ‘Pompen’ (aan de oren op en neer trekken) en ook wel eens met de stok.’ 

Pijn

Er is niets geworden van de belofte om terug te gaan naar de Molukken. Dat beseften mijn ouders toen we dit huis in Culemborg kregen. Vader zat hier op de bank, keek uit het raam en zei: ‘Het is nu eenmaal zo’. Moeder had een uitzetkist uit Indonesië met handdoeken en theedoeken, die ze spaarde voor als ze teruggingen. Wat er is gebeurd met de eerste generatie is echt heel triest. Voor hen maar ook voor ons, die zijn meegekomen. Het leed hebben meegedragen.

Van een dubbeltje een kwartje maken

Vader werkte hard, maar er kwam weinig binnen. Moeder moest van een dubbeltje een kwartje maken. Voor alles moesten ze sparen. Ik kon makkelijk naar de Mulo, maar van moeder moest ik naar de Huishoudschool. Dan kon ik haar helpen met kleren maken. Daar heb ik zelf ook veel plezier van gehad. Onze ouders deden veel voor ons, dat gaven wij terug. Als je verdiende, betaalde je kost en inwoning. Zelf hield je het hoognodige. Nu ben ik zo dankbaar voor wat ik heb. Wat ik toen tekort kwam, investeer ik nu in mijn kinderen. Ze zijn goed terechtgekomen. Daar genieten we van.

Meedoen

Moeder wilde ook meedoen. Ze wilde het eten leren, gewoontes leren. Ze was heel ondernemend, zorgzaam en zachtmoedig. Dat neem je mee en geef je door aan je kinderen. Vader bleef altijd Maleis praten, hij verstond wel Nederlands. Alle kinderen zijn met Nederlanders getrouwd. Dus hij moest wel Nederlands praten, maar in het begin vertikte hij dat.

Vakantie op de Molukken

Als kind merkte ik dat niet, maar later wel: de heimwee. Wij Molukkers hebben een hele sterke familieband. Mijn ouders zijn allebei meerdere keren teruggegaan naar de Molukken. Zelf ging ik voor het eerst in 1975. Toen ik daar op het vliegveld stond, voelde ik: dit is mijn thuis. Ik zag palmbomen, een mooie blauwe zee, en ik dacht: kom ik hier vandaan? Dan valt er een traan. 

Moluks-zijn

Achterdeuren en tuinhekken stonden vroeger altijd open. We leenden altijd dingen bij elkaar. Eten was en is bij ons heel belangrijk. Een moment voor samenzijn, samen delen, verhalen vertellen en grapjes maken. Altijd voor genoeg mensen koken, voor als er iemand langskomt. Zo zijn wij. Bij gemengde relaties wat minder, maar het leeft wel in onze kinderen. Zeker nu ze ouder worden. Ik ben er trots op een Molukker te zijn.”


Rechten

Lucienne Bartels Tekst & Erfgoed, 2024, Regionaal Archief Rivierenland, CC-BY-SA

  • Sprekende Herinneringen

  • Streekgeschiedenis

  • Tweede Wereldoorlog

  • 1950-2000

  • Culemborg

  • Rivierengebied

Relevante links

Verwante verhalen

Lees meer

Contactgegevens

Erfgoed Gelderland
Team mijnGelderland
Westervoortsedijk 67-D
6827 AT Arnhem

info@mijngelderland.nl

Inschrijven nieuwsbrief

mijnGelderland Sociale media

erfgoed gelderland

Contactgegevens

Erfgoed Gelderland
Team mijnGelderland
Westervoortsedijk 67-D
6827 AT Arnhem

E info@mijngelderland.nl