Industrie in het Rivierengebied

De economische ontwikkelingen na de Tweede Wereldoorlog

Na de Tweede Wereldoorlog waren de verwachtingen ten aanzien van de sociaaleconomische ontwikkeling van het Rivierengebied hoog gespannen. De regio zou door een goede infrastructuur een logistiek knooppunt kunnen worden tussen het Duitse Ruhrgebied en de Nederlandse Rijndelta.

Het gebied werd hierin aanvankelijk zwaar teleurgesteld: de gunstige ligging en de verbetering van de infrastructuur leverden in de jaren vijftig en zestig niet de werkgelegenheid op die in de landbouw verloren ging. De industriële basis versmalde en een steeds groter deel van de beroepsbevolking zag zich gedwongen naar andere delen van de provincie uit te wijken.

Het industriële landschap

De industrie in het Rivierengebied bleef in ontwikkeling achter. Dit had veel te maken met de structuur ervan. Van oudsher bepaalden vooral steenfabrieken, metaalverwerkende bedrijven en producenten van voedings- en genotmiddelen het industriële landschap van het Rivierengebied, aangevuld met veel kleinschalige verzorgende ambachten. Deze bedrijfstakken scoorden om uiteenlopende redenen slecht.

Kleine ondernemers

Zo zagen de sigarenmakers in Culemborg zich gedwongen te mechaniseren om de internationale concurrentie te kunnen bijbenen, terwijl de vraag naar sigaren sterk afnam. Hoge accijnzen en moeilijkheden bij het verkrijgen van hoogwaardige grondstoffen speelden de sigarenmakers parten. Veel kleine ondernemers delfden het onderspit. Ook mandenvlechters en klompenmakers verdwenen van het toneel.

De steenindustrie

Niet alleen traditionele en kleinschalige ondernemingen kwamen in de jaren vijftig in de verdrukking. De conjunctuurgevoelige steenindustrie wist in deze jaren niet te profiteren van de enorme bouwactiviteiten die overal plaatsvonden. De mechanisering vergde hoge investeringen en het verkrijgen van vakkundig en gemotiveerd personeel was niet eenvoudig. Bovendien werd het maatschappelijk verzet tegen het onttrekken van klei aan cultuurgrond steeds luider en vormden asfalt en beton aantrekkelijke en populaire alternatieven voor de traditionele baksteen. Het gevolg was dat ook in deze bedrijfstak het aantal ondernemingen afnam. Van de vooroorlogse ondernemingen was in 1965 nog maar veertig procent in bedrijf. De werkgelegenheid nam in deze periode eveneens met ruim veertig procent af. De totale productie steeg weliswaar, maar als regionale bestaansbron liep de betekenis van de bedrijfstak terug.

Werkzoekenden

Het opgetelde effect van al deze ontwikkelingen was dat het voor werkzoekenden in het gebied geenszins eenvoudig was in de onmiddellijke nabijheid van hun woonplaats werk te vinden. De werkzoekenden uit de kleinere agrarische dorpen - vaak wel eenderde van de totale mannelijke beroepsbevolking van het dorp - zagen zich gedwongen werk te accepteren in grotere steden als Tiel, Culemborg of Geldermalsen. Maar ook in deze plaatsen was er onvoldoende werk om alle werkzoekenden aan een baan te helpen. Daardoor zagen veel mannen zich genoodzaakt buiten de regio een inkomen te zoeken.

Deze tekst is een verkorte versie van een lemma uit het werk 'Gelderland 1900-2000' (eindredactie: Dolly Verhoeven).

Lees meer:


Rechten

Bram Bouwens, 2014, CC-BY-NC

  • Leven langs de linie

  • Streekgeschiedenis

  • 1950-2000

  • Culemborg

  • Tiel

  • West Betuwe

  • Buren

  • Landschap

  • Rivierengebied

Relevante links

Verwante verhalen

Lees meer

Contactgegevens

Erfgoed Gelderland
Team mijnGelderland
Westervoortsedijk 67-D
6827 AT Arnhem

info@mijngelderland.nl

Inschrijven nieuwsbrief

mijnGelderland Sociale media

erfgoed gelderland

Contactgegevens

Erfgoed Gelderland
Team mijnGelderland
Westervoortsedijk 67-D
6827 AT Arnhem

E info@mijngelderland.nl