Unico Aubin Wilkens werd in 1821 geboren in Paramaribo. In 1874 overleed hij in Nederland. Hij was de vierde generatie mannen van het geslacht Wilkens die allen de naam Unico dragen, en die in Suriname plantage-eigenaar en slavenhouder waren. In 1856 werd hij ingeschreven in het bevolkingsregister van Apeldoorn.1
De familiegeschiedenis van Wilkens in Suriname is uitgebreid beschreven door een huidige nazaat, Giovanni Campbell,2 en in De Nederlandse Leeuw.3
Overgrootvader Unico
Zijn overgrootvader, die Unico Wilkens heette (Bellingwolde 1739 – Wayamoe, Suriname 1793), vestigde zich vermoedelijk kort na 1770 vanuit Oost-Groningen in Suriname. Hij was in de jaren daarna eerste deurwaarder, beëdigd boekhouder en predikant van de Nederduits Gereformeerde gemeente in Paramaribo. In 1793 was hij eigenaar van de suikerrietplantage Cannawapibo aan de rivier Commewijne, de koffie- en katoenplantage Scheveningen aan de Wayamoekreek, de katoenplantage Wilkenrust aan de Motkreek en het houtland Onverwacht aan de Wanicakreek. En hij was administrateur van de koffie- en katoenplantage Rustenburg aan de Commewijne en van de koffieplantage Wayamoe aan de Wayamoekreek. Overgrootvader Unico Wilkens was drie keer getrouwd. Uit het eerste huwelijk met Gabriella Susanna van Leeuwaarden (1736-1776) werden drie kinderen geboren: Wilco Pieter (1763-1793), Unico Hendrik (1766-1818) en Eva Alberta (1771-1771) en uit het tweede huwelijk met Josina Agneta van Varick (1745-1780) werd een kind geboren: Elisabeth Henrietta (1780-1794). Het derde huwelijk met Maria Antoinette Planteau bleef kinderloos.
Grootvader Unico Hendrik
Uit het testament van Unico Wilkens blijkt dat hij bij zijn dood nog drie plantages bezat: Cannawapibo, Scheveningen en Wilkenrust. Zijn drie kinderen erfden zijn bezit, en na het overlijden van Wilco Pieter en Elisabeth Henrietta nam zijn zoon Unico Hendrik de leiding van de plantages op zich. Unico Hendrik trouwde met Agatha Margareta Berkhoff (1775-1806). Uit dit huwelijk werden vier kinderen geboren, Unico (1797-1865), Pieter Wilco (1800-1831), Willem Hendrik (1805-1839) en Agatha Johanna Elisabeth (1806-1892. Naast zijn huwelijk met Agatha Margareta had Unico Hendrik een relatie met Susanna, waaruit twee kinderen geboren werden met de achternaam Kenswil: Pieter
Louis (1787-????) en Antoinette Johanna (1789-1869). De naam Kenswil is een omkering van Wilkens en komt in Suriname en ook in Nederland nog vaak voor. Zij zijn allemaal afstammelingen van de familie Wilkens, vaak uit relaties met tot slaaf gemaakte of vrijgemaakte vrouwen. Grootvader Unico Hendrik nam de dagelijkse leiding van het familiebezit op zich en hij wist het eigendom verder uit te breiden met de plantages Lustrijk en IJvershoop, en door zijn huwelijk met Agatha Margareta Berkhoff met de plantage Rijnberk. Na het overlijden van Unico Hendrik in 1818 en van de kinderen van zijn broer Wilco Pieter werden de plantages eigendom van de erven U.H. Wilkens.
Vader Unico (Hendrikszn.)
Namens de erven werden de zaken vanuit Amsterdam geleid door firma U. Wilkens & Co, opgericht door Unico Wilkens. Hij stond bekend als een lastige man.4 Er is geen bedrijfsarchief van de firma bewaard, maar aangenomen mag worden dat zeker in de beginjaren flinke winsten gemaakt werden. In 1840 werkten er in totaal 405 tot slaafgemaakten op de plantages. Unico Wilkens trouwde in Paramaribo met Adriana Wilhelmina Ottolina Nering Bögel (1798-1855). Zij kregen twee zonen, Unico Aubin (Paramaribo, 1821 – Amsterdam, 1874) en Unico Hendrik (Amsterdam, 1827-1904). Vader Unico vertrok met zijn gezin in 1827 uit Suriname naar Amsterdam en woonde daar aan de Prinsengracht.5 Vanuit Amsterdam bestuurde en beheerde hij de Surinaamse plantages namens de erven U.H. Wilkens nog altijd actief. Hij reisde tenminste één keer, in 1831, terug naar Suriname.6 In 1863 bezat hij nog 248 slaafgemaakten en alleen nog op de plantage Cannawapibo. Voor 236 van hen werd een compensatie van 300 gulden per slaafgemaakte uitgekeerd, in totaal 70.800 duizend gulden (omgerekend nu € 826.062).7 In 1863 werd de plantage verkocht. Vader Unico overleed in 1865 in Voorst, op zijn landhuis De Nieuwenhof.8
Zoon Unico Aubin
Unico Aubin groeide vanaf zijn zesde jaar op in Nederland. Het is niet bekend of hij ooit in Suriname is terug geweest. Hij is in 1840 als 19-jarige geregistreerd in de militieregisters van Amsterdam. Hij kocht deze dienstplicht af door zich te laten vervangen, een wettelijk toegestane mogelijkheid die alleen voor vermogende families binnen bereik lag.9
Zijn broer, Unico Hendrik, nam het beheer van de familie-plantages in 1857 over van hun vader. Hij maakte deel uit van een groep machtige plantage-eigenaren, waaronder ook zijn schoonvader Gijsbert Christiaan Bosch-Reitz, die bereid waren mee te werken aan de vrijlating van slaafgemaakten, zij het langs de weg van de geleidelijkheid, en met compensatie van de slaveneigenaren.2
Unico Aubin trouwde in 1846 in Amsterdam met zijn nicht Agnes Gabrielle Wilkens (1822-1864), dochter van zijn oom Pieter Wilco. Beide echtelieden waren door vererving mede-eigenaren van de familieplantages in Suriname. Zij kregen een dochter: Clara Wilhelmina (1847-1919), die geboren werd in Deventer. Waarschijnlijk vestigde het jonge gezin zich daar omdat de familie van zijn moeder, Nering Bögel, uit Deventer kwam. Unico Aubin woonde voorts in Gorssel en Voorst. Hij werd in 1865 door de erfenis van zijn vader mede-eigenaar van het landhuis De Nieuwenhof in Voorst, dat al in 1867 overgaat naar zijn broer Unico Hendrik.
Unico Aubin, zijn vrouw en dochter zijn in 1856 ingeschreven in het bevolkingsregister van Apeldoorn, met als laatst bekende woonplaats Gorssel. Als adresaanduiding is L66 in de wijk Het Loo aangegeven. Dat adres is nu bekend als Koningsstraat 83. De huidige woning op dat adres is van latere datum. Het is niet duidelijk of hij daadwerkelijk hier in Apeldoorn heeft gewoond. Andere bronnen maken daar geen melding van. Zij zijn alle drie nooit uitgeschreven uit het bevolkingsregister.
Unico Aubin was een welgesteld man. Het vermogen van de familie Wilkens is afkomstig van de suiker- en koffieplantages in Suriname, en verdiend met slavenarbeid. Hij wordt als ‘rentenier’ en ‘fabrikant’ aangeduid. Bij de afschaffing van de slavernij in Suriname in 1863 ontving Unico Aubin Wilkens fl.26.550 aan compensatie voor 236 slaafgemaakten op plantage Cannawapibo (3/8 aandeel), en zijn vrouw Agnes Gabrielle Wilkens fl.5.531 (5/64 aandeel). Zij ontving tevens fl.15.885 aan compensatie voor 278 slaafgemaakten van de plantage Dijkveld (4/21 aandeel). In totaal ontvingen zij samen fl. 47.967, omgerekend naar nu ongeveer € 550.000.
Uit het archief van de gemeente Zutphen, waar Gorssel onder ressorteerde, blijkt dat hij onder andere handelde in zand en zaaigoed.11 In 1851 bezaten hij en zijn vrouw het buitengoed De Zwarte Hoop in Deventer, met daarop een woonhuis en een aardappelmeelfabriek.12 Unico Aubin is later naar Voorst vertrokken, waar zijn vrouw in 1864 is overleden. Hij was eigenaar van boerderij De Ruiterkolk13, gelegen in het dorp Terwolde binnen de gemeente Voorst. Hij bleef daar wonen, maar is in 1874 in Amsterdam overleden. Thans is deze boerderij te huur als vakantiehuis.
De link van het geslacht Wilkens met Apeldoorn is vooral interessant omdat een van de slaafgemaakten van de plantage Cannawapibo bij de emancipatie geregistreerd is als Cornelia Apeldoorn.14 Haar slavennaam was Anthoinetta. Volgens de borderel werd zij in 1860 al vrij verklaard (manumissie), waarbij zij de voornaam Cornelia en de achternaam Apeldoorn kreeg. Waarom zij deze naam kreeg is niet bekend, maar mogelijk was dat omdat Unico Aubin in Apeldoorn woonde of gewoond had. Zij was in 1863 ten tijde van de emancipatie nog op de plantage Cannawapibo werkzaam. Zij was geboren in 1824 en stond als ‘veldmeid’ vermeld op de borderel van de plantage. Helaas is er over haar verder niets bekend.
Dit verhaal is geschreven door Marlies Stouthard in het kader van onderzoek naar Sporen van slavernijverleden in Apeldoorn in opdracht van en samenwerking met CODA Apeldoorn.
Marlies Stouthard i.s.m. CODA Apeldoorn, CC-BY-NC
Sporen van slavernijverleden
Streekgeschiedenis
Personen
1800-1900
Apeldoorn