Jonkvrouw Henriëtte Sarah Hartsen, beter bekend als freule Hartsen, werd op 22 oktober 1860 in een zeer welgestelde Amsterdamse koopmansfamilie geboren.(1) Zij was een dochter van jonkheer Cornelis Hartsen (1823-1895) en Sara Cornelia Wilhelmina van Lennep (1825-1899). Moeder Sara was de dochter van de bekende schrijver Jacob van Lennep en kleindochter van David Jacob van Lennep, en hofdame van koningin Emma.
Cornelis Hartsen was directeur van het koopmanshuis ”Gebroeders Hartsen”, dat in kredietenverlening, verzekeringen en wisselhandel ten behoeve van koloniale handel voorzag, te Amsterdam. Hij was lid van de Eerste Kamer (1859-1871), minister van Buitenlandse Zaken in het kabinet Mackay (1888-1891), staatsraad in buitengewone dienst en lid van de gemeenteraad van ‘s Gravenhage.(2) (3) Hij was een conservatief politicus. Zo stemde hij in 1870 tegen de afschaffing van de doodstraf en in 1874 tegen het wetsvoorstel van Van Houten over beperking van kinderarbeid. Hij stemde in 1862 ook tegen de afschaffing van de slavernij in Suriname en Nederlands Indië. Als minister zette hij zich in voor de totstandkoming van de Conventie van Brussel, op de Brusselse Anti-Slavernij Conferentie (1889-1890), die erop neerkwam dat koloniaal beleid (lees: het veroveren van koloniën in Afrika) begunstigd werd met als rechtvaardiging dat hiermee de beëindiging van de slavernij en slavenhandel in Afrika kon worden bewerkstelligd.(4) Zijn bijnaam “koloniale Kees” dankte hij aan zijn zeer conservatieve koloniale beleid.
Cornelis Hartsen was als voorzitter van de internationale jury betrokken bij de Koloniale Wereldtentoonstelling in 1883 op het Museumplein te Amsterdam, officieel Internationale Koloniale en Uitvoerhandel Tentoonstelling.(5) Dit was een koloniale tentoonstelling om de koloniale handel en rijkdommen te laten zien. Naast koloniale producten en veel opgezette en levende dieren uit de koloniën werden er ook mensen tentoongesteld. Naast het Nederlandse paviljoen was een Javaanse kampong met acht houten en bamboe huizen uit verschillende Indische regio's nagebouwd waarin tijdens de tentoonstelling Sumatranen, Sundanezen en Javanen Indische ambachten toonden. Naast de Javaanse kampong was op het terrein ook een tentoonstelling over Surinaamse stammen ingericht, ook wel het Surinaamse dorp genoemd. In een paviljoen op het terrein waren huisjes en hutten naar Surinaams voorbeeld gebouwd waarin zo'n achtentwintig etnische inwoners van Suriname - Creolen, Caraïben, Arowakken en Marrons - zes maanden lang toonden hoe zij woonden en werkten.
De familie Van Lennep was rijk geworden door de zijdehandel. De vader van Jacob van Lennep, David Jacob van Lennep (1721-1771), was hoogleraar klassieke talen en later ook slaveneigenaar, en bezat het Huis te Manpad in Haarlem. Hij was getrouwd met Maria Machteld van Sypesteyn, weduwe en erfgenaam van Pieter van Schuylenburch, die bewindvoerder van de VOC was. Zij had aandelen in de VOC en WIC en investeerde in de Surinaamse plantage Clivia. Zij liet haar hele vermogen na aan haar broer, Cornelius Ascanius van Sypesteyn.(6)
Freule Henriette Sarah Hartsen was ongehuwd. Ze was doopsgezind en evangeliste van beroep, en een zeer vermogende vrouw. Haar ouders hadden haar een paar miljoen gulden nagelaten. Ze zag de strijd tegen alcoholmisbruik als onderdeel van de evangelisatie. Ze was ook een begenadigd spreekster. Ze wijdde haar leven en vermogen aan het helpen van vrouwen die door alcoholverslaving in de problemen waren gekomen. Hierdoor zou ze later bekend staan als Beekbergse weldoenster. (7) (8) Onder leiding van Freule Hartsen startten de Nederlandse Christen Vrouwen Geheelonthouders Unie, die in 1898 door haar was opgericht, en de Vereniging voor Volksgezondheid het eerste Uniehuis in Hilversum.(9) Het was een tehuis waar hulp werd geboden aan alcoholverslaafde vrouwen. Door het succes van de behandeling en het gebrek aan uitbreidingsmogelijkheden in Hilversum kwam men in Beekbergen terecht. Het tweede Uniehuis werd omstreeks 1912 geopend in het pand Groot Papenberg, waarvan de naam veranderde in villa Zarfath (naar het Bijbelse verhaal van de profeet Elia en de weduwe). Freule Hartsen vestigde zich in 1911 vanuit Hilversum in Beekbergen, gemeente Apeldoorn, op het adres van het Uniehuis. In 1931 verhuisde zij naar Den Haag, maar enkele jaren later keerde zij terug naar Beekbergen.
Twee jaar voordat het Uniehuis in Beekbergen de deuren opende had freule Hartsen al naam gemaakt in Beekbergen. In 1910 kocht zij, nadat het 250 jaar dienst had gedaan als herberg, De Gouden Leeuw. Freule Hartsen liet het gebouw in 1914 slopen en bouwde er een geheelonthouders koffiehuis en logement. Zij breidde haar bezit voortdurend uit door nieuwbouw en aankopen.(10)
Freule Hartsen verloor een groot deel van haar vermogen door de economische crisis in Amerika. In 1929 verkocht zij het Uniehuis aan de Christelijke Vereniging Het Zonnehuis, een zorgtehuis. Het Zonnehuis bestaat nog steeds. Op de plek waar het Uniehuis en Groot Papenberg vroeger stonden, werd in 1978 een geheel nieuw complex gebouwd.
Het vermogen van de freule was afkomstig uit het familiefortuin van de families Hartsen en Van Lennep, en mede verkregen uit koloniale handel en slavernij. Slavernij of breder koloniale handel en liefdadigheid zijn vaker nauw verbonden. De kerk speelde hierbij een grote rol, maar ook andere instellingen en personen besteden geld verdiend met slavernij en koloniaal verleden aan liefdadigheid ofwel caritas.(6)
Freule Hartsen werd in 1909 benoemd tot ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Zij overleed in 1946 in Beekbergen en is begraven op de Gemeentelijke Begraafplaats aldaar. Op het Freule Hartsenplein staat een beeldje ter ere van deze Beekbergse weldoenster.
Dit verhaal is geschreven door Marlies Stouthard in het kader van onderzoek naar Sporen van slavernijverleden in Apeldoorn in opdracht van en samenwerking met CODA Apeldoorn.
Marlies Stouthard i.s.m. CODA Apeldoorn, CC-BY-NC
Sporen van slavernijverleden
Bestuur
Personen
1800-1900
Apeldoorn