
Op 3 september 1834 begint Reuvens aan zijn opgraving van de Wittewijvenbult, vlakbij erve Springop. Met een kroontjespen houdt hij in zijn notitieboekje precies bij wat hij waarneemt:
“… klein potje gelijk het vroeger gevondene (zie plan) doch zonder voetje rustende op eene groote massa beenderen waaronder eenige houtskool. Afstand 2 roe 5’ uit centrum.”
Naast een plattegrond van de opgraving, waarop alle vondsten worden ingetekend, legt Reuvens ook de doorsnede van de grafheuvel vast mét een beschrijving van de verschillende bodemlagen. Er wordt een verslag gemaakt en er is een lijst met vondsten. De Zutphense apotheker Hallegracht wordt benaderd voor de “beantwoording der vragen…betrekkelijk de aardsoorten voortkomend in de Witewijvenbult…”.
De vondsten, een pijlpunt en een verslepen dolk, doen vermoeden dat het in oorsprong om een grafheuvel uit het neolithicum gaat met verschillende crematiebijzettingen uit de bronstijd .
Dit verhaal is afkomstig uit de Gelderse Archeologische Kroniek 2018.
Auteur: Nathalie Vossen
©
Bedankt voor uw feedback.
Archeokroniek
Archeologie
Tot -3000
Lochem
Achterhoek