Aan het begin van de zeventiende eeuw maken besmettelijke ziektes, zoals de pest, veel slachtoffers. Met enige regelmaat verliezen kinderen tijdens zo’n epidemie hun ouders en blijven ze achter als wees. In 1636 trekken twee Nijkerkers, Wouter van Hennekeler en zijn vrouw Elisabeth Schouten, zich het lot aan van deze kinderen.
Ze schenken een bedrag van 4.000 gulden om een weeshuis te stichten. Het eerste gebouw staat op de hoek van de Catharinastraat en het Verlaat. Er worden maar weinig kinderen toegelaten, want er gelden strenge eisen: de kinderen moeten geboren zijn uit een wettig huwelijk van in Nijkerk geboren ouders, die lid zijn van de hervormde kerk. Ze mogen geen besmettelijke ziektes hebben en niet ouder zijn dan 10 jaar. Bovendien moeten alle bezittingen die de kinderen van hun ouders geërfd hebben (ook land) aan het weeshuis gegeven worden.
In 1860 wordt een groot en statig nieuw weeshuis gebouwd aan het Vetkamp, net buiten de Vest. Het jaar daarop worden de statuten gewijzigd: de leeftijd van op te nemen kinderen wordt verruimd en de eis dat beide ouders in Nijkerk geboren moeten zijn, wordt geschrapt. Het aantal weeskinderen neemt toe, en is het grootst rond 1875: er wonen dan ruim 35 kinderen in het weeshuis.
In 1972 sluit het weeshuis, vanwege een afname van het aantal kinderen en een overschot aan tehuizen in de regio. Het gebouw blijft echter bewaard en is nu een prachtig monument in het centrum van de stad. Nog steeds vindt hier opvang en begeleiding plaats van kinderen die zorg nodig hebben.
Leestip:
Museum Nijkerk, CC-BY-NC