Aan het begin van de zestiende eeuw wil hertog Karel van Gelre een kanaal aan laten leggen van de Rijn bij Wageningen naar de Zuiderzee, nabij Slot Hulkestein: de Nieuwe Rijn. Dit kanaal moet de afwatering van de natte veengebieden in de Gelderse Vallei verbeteren. Mogelijk speelt ook de wens mee om de handel te bevorderen en de militaire positie van Gelre te verstevigen.
Het moet een voor die tijd groot kanaal worden, van acht meter breed en twee meter diep. Alleen het Nijkerkse deel van het kanaal wordt echter aangelegd, in totaal ongeveer 4300 meter. Geschiedschrijver Arend van Slichtenhorst meldt in zijn Geldersse Geschiedenissen uit 1654 dat het werk “om de menigerley moeylijkheid, onkosten en op-staende oorloghen steekende gebleeven is”.
Een restant van het aangelegde deel van het kanaal, later ook wel de Oude Rijn of Arkemheense Rijn genoemd, is te zien bij de Fliersteeg in Nijkerk. Dit deel van het kanaal is een gemeentelijk archeologisch monument. Ook in rest van de polder is het gedempte kanaal op verschillende wijzen op meerdere locaties zichtbaar, zowel in het veld als via satellietbeelden en op de digitale hoogtekaart van Nederland (AHN).
Leestips:
Museum Nijkerk, CC-BY-NC