De oudste naam van Groesbeek is ‘Gronspech’. Deze naam staat in een oorkonde. Het is het eerste schriftelijke bewijs van het bestaan van Groesbeek. De oorkonde is geschreven op 27 mei 1040 en wordt bewaard in een archief in Brussel.
In de schenkingsoorkonde staat dat Sindicho van de Duitse koning een grote boerderij krijgt. Sindicho is waldvorster en houdt toezicht op het grote bosgebied. Behalve de hoeve, krijgt hij veel grond. Hij mag de opbrengsten daarvan houden. Van Sindicho weten we verder niet veel. Hij is de vermoedelijke voorvader van de latere Heren van Groesbeek. Die krijgen in de veertiende eeuw de titel van 'Waldgraaf' van het Rijkswald.
De naam 'Gronspech' verandert later in 'Groesbeek'. 'Grons' komt van 'groese'. Dat is middeleeuws Nederlands voor 'grasland'. 'Pech' betekent 'beek'. De beek die sinds 2008 weer door Groesbeek stroomt. De naam van ons dorp is vanaf de eerste vermelding op verschillende manieren geschreven. Enkele voorbeelden zijn: Gronesbeke, Groisbeek, Grusbech, Groysbeeck, Groesbeck en Grusbeke. Sinds het begin van de 19e eeuw heet de gemeente officieel 'Groesbeek'. Behalve met carnaval natuurlijk. Dan is het weer even 'Gruusbek'.
Bronnen en verder lezen:
Dit is een venster uit de Canon van Groesbeek. Lees het volgende venster hier.
Vereniging Heemkundekring Groesbeek , CC-BY-NC
Groesbeek
Streekgeschiedenis
1000-1500
Berg en Dal
Rijk van Nijmegen