Vreemde bewoners van ‘De Schaffelaar’: de Hulpverleningsdienst (HVD)

Verrassend Verleden

Na de dood van oud-burgemeester A.W.J.J. Baron van Nagell in 1936 heeft huize ‘De Schaffelaar’ in Barneveld veel vreemde bewoners – ‘kostgangers’- gekend. Via de Nederlandse Arbiedsdienst (NAD) in 1940, de Martha-stichting, het noodziekenhuis en een revalidatie-inrichting kwam het pand tijdelijk in gebruik bij de Hulpverleningsdienst (HVD), daarna werd het de Stafschool Bescherming Bevolking (BB), zelfs een typeschool, een judocentrum en een hotelaccommodatie.

Tijdelijke Militair Gezag

In september 1944 trokken de geallieerde legers het zuiden van ons land binnen; Maastricht, Valkenswaard en Eindhoven werden bevrijd en er werd een wig gevormd tot Nijmegen. Deze liep van Eindhoven over Sint Oedenrode, Schijndel, Veghel, Uden, Zeeland en Cuijck naar Nijmegen. Het duurde daarna nog weken alvorens ook Boxtel, Vught, Den Bosch, Tilburg en Breda zouden worden bevrijd waarmee heel Zuid-Nederland in handen van de geallieerden was. Het tijdelijke Militair Gezag stelde in de herfst van 1944 de heren Meenhorst en Eissens – de eerste was gewestelijk inspecteur van het brandweerwezen en de laatste gewestelijk inspecteur van de Luchtbescherming – aan om de Luchtbeschermingsdiensten (LBD’s) te reorganiseren en nieuw personeel op te leiden. Deze twee nieuwe hoofdinspecteurs gingen voortvarend aan de slag en begin februari 1945 werden 14 leidinggevende functionarissen naar Engeland gestuurd om zich daar van de organisatie van Civil Defence op te hoogte te stellen. Daarnaast kregen 50 manschappen er een cursus. De medewerkers van de Luchtbeschermingsdiensten kregen een donkerblauwe battle dress en de beschikking over zo’n 80 vrachtwagens, veelal Engelse Bedfords en andere Rescuewagens.

Hulpverlening na de bevrijding

Na de bevrijding van de rest van Nederland was er daar behoefte aan professionele hulp. Op 2 juli 1945 werd in Vught, waar al een bureau Hulpverlening was opgezet, een grote colonne samengesteld om hulp te gaan bieden aan het zwaar getroffen Arnhem. De 67 man sterke eenheid had de beschikking over 17 vrachtwagens en stond onder commando van het hoofd van de Vughtse LBD, de heer A.A. van der Horst. Onder de deelnemers aan deze expeditie mijn vader die tot aan zijn onderduikperiode (november 1942-augustus 1944) hoofdinstructeur bij de Nederlandse Vereniging voor Luchtbescherming was geweest. Later kwamen andere plaatsen en gebieden aan de beurt zoals Zeeland, Venlo, Breda en het Land van Heusden en Altena. De datum 2 juli 1945 wordt beschouwd als de eerste dag van het daadwerkelijke optreden van de (Rijks) Hulpverleningsdienst die toen overigens ‘Burgerlijke Dienst’ werd genoemd. Het eerste half jaar waren de werkzaamheden voor ale gevormde colonnes nagenoeg van dezelfde aard. Huizen die verwoest waren, werden vakkundig gesloopt, gevaarlijke gevels omgetrokken, lijken werden geborgen en vele honderden kadavers geruimd. Tenslotte kwam ook het gevaarlijkste deel van het werk aan bod: her ruimen van munitie. Bij die laatste taak zouden uiteindelijk enkele tientallen BD’ers (zwaar) gewond raken of zelfs om het leven komen.

Explosieven

Eind 1945 was de ergste nood gelenigd en had de Dienst Wederopbouw de Hulpverleningsdienst niet meer nodig en men stond zelfs op het punt deze te op te heffen. De hiervoor genoemde heren Eissens en Wijnen hadden inmiddels contact opgenomen met de militaire tak van de OBD (Opruimings- en Bergingsdienst) die, wegens een groot personeelstekort, de mannen van de Hulpverleningsdienst goed konden gebruiken. Zo kon het gebeuren dat de minister van Binnenlandse Zaken op 31 januari 1946 aan alle burgemeesters in Zuid-Nederland een telex verzonden met de volgende inhoud: ‘(…) indien en voor zover het personeel van de hulpverleningscolonnes geschikt geacht wordt en zich daarvoor vrijwillig beschikbaar stelt, dit m.i.v. 4 februari 1946 belast wordt met het opruimen en vervoer van munitie en springstoffen en op arbeidsovereenkomst wordt aangesteld bij de Rijksinspectie voor de Luchtbescherming en het Brandweerwezen’.  4 februari werd de officiële oprichtingsdatum van de HVD. Deze was organisatorisch verdeeld in afdelingen met afdelings-, groeps- en ploegcommandanten. In totaal telde de dienst in die beginperiode 330 man. Met ruim 60 trucks werden er vele tonnen explosieven afgevoerd en vernietigd. Dat gebeurde op een springplaats bij Vredepeel in Limburg. Vanuit Amsterdam, maar ook wel vanuit Barneveld, werden explosieven voor opslag afgevoerd naar een bunkercomplex in IJmuiden. Die werden vervolgens bij eb de ze in werden gereden en bij vloed – onder water- tot ontploffing gebracht.

Op de Midden-Veluwe werd bij voorrang een gebied van plusminus 80 km2 schoongemaakt en alle daar aangetroffen explosieven geruimd. De noodzaak daartoe was groot; in dit gebied werden de oorlogsvrijwilligers (OVW’ers) opgeleid die Nederlands-Indië zouden gaan bevrijden.

Eind 1947 was het korps HVD nog een ondergeschikt eenheid onder de OBD maar na de opheffing van de MMOD (de Mijn en Munitie Opruimingsdienst) werd het een zelfstandige eenheid met als taak het ruimen, bergen en vernietigen van de in ons land achter gebleven explosieven. In totaal zouden er 21 personen tijdens dit gevaarlijke werk om het leven komen. De afdeling ‘(bom) Opruiming’ ging later over naar het Ministerie van Defensie en bestaat thans nog onder de naam EOD (Explosieven Opruimingsdienst Defensie).

Gevaarlijk werk

De Barneveldse Courant van 22 juli 1950 bevatte het volgende bericht: ‘In het kasteel ‘De Schaffelaar’ wordt hard gewerkt sinds het leeg staat. Het wordt aanzienlijk opgeknapt en zal binnenkort waarschijnlijk dienst gaan doen als opleidingsschool voor politie, brandweer en luchtbescherming, dat wil zeggen: hier worden dan de leidinggevende personen op dit gebied gevormd.’ Behalve opleidingsinstituut werd ‘De Schaffelaar’ tevens een thuisbasis voor de HVD. Het commando berustte bij kapitein A.H. Drent. De HVD kende vanaf die tijd een afdeling Barneveld die naast de provincie Gelderland ook de noordelijk gelegen provincies omvatte. Het aantal meldingen was begin jaren vijftig groot. Zo ontving de afdeling Barneveld in 1951 gemiddeld 48 aanmeldingen per week. Als het voor de veligheid tijdens het vervoer vereist was, werd de munitie ter plaatse gedemonteerd en – als het helemaal niet anders kon – ter plekke tot ontploffing gebracht. Bij die demontages vielen nog jaarlijks slachtoffers. Eerst na 1957 nam het aantal dodelijke slachtoffers duidelijk af.

Bescherming Bevolking

Bij de oprichting van de EOD kregen de medewerkers van de HVD de keus: meegaan naar Culemborg of in dienst treden bij de Bescherming Bevolking. Voor mijn vader was die keuze gemakkelijk; hij stapte over naar de Stafschool Bescherming Bevolking. Dat had er natuurlijk mee te maken dat ons gezin inmiddels een woning in Barneveld toegewezen had gekregen. Over die Stafschool een ander maal meer. De naam EOD is inmiddels veranderd in Explosieven Opruimingscommando van de Koninklijke Landmacht (EOCKL). De werkzaamheden bleven hetzelfde ofschoon de dienst nu vaak bij ‘moderne’ bommeldingen wordt opgeroepen.

Dit verhaal is eerder gepubliceerd in de Barneveldse Krant.


Rechten

Gerjan Crebolder

  • Oorlog

  • Werk

  • Personen

  • 1950-2000

  • Barneveld

  • Veluwe

Relevante links

Verwante verhalen

Lees meer

Contactgegevens

Erfgoed Gelderland
Team mijnGelderland
Westervoortsedijk 67-D
6827 AT Arnhem

info@mijngelderland.nl

Inschrijven nieuwsbrief

mijnGelderland Sociale media

erfgoed gelderland

Contactgegevens

Erfgoed Gelderland
Team mijnGelderland
Westervoortsedijk 67-D
6827 AT Arnhem

E info@mijngelderland.nl