De domineeszoon Gillis de Jager (1931) groeide op in Putten waar zijn vader tot 1943 predikant was bij de gereformeerde kerk. Hij beleefde een heerlijke jeugd in de statige pastorie en later aan de Dorpsstraat. Zijn ervaringen had hij niet willen missen, merkt hij nuchter op: “De oorlog was iets heel ernstigs, maar wij hadden avontuur.”
“10 mei 1940 was heel spannend. Drie van mijn halfbroers waren in dienst. Eén is nog even langs geweest, maar je wist niet of je elkaar terug zou zien. Er was een soort oproepsysteem waar alle berichten doorkwamen en er kwamen allerlei Duitse vliegtuigen over. Op de tweede of derde dag arriveerde een zijspan met twee Duitsers. Als jongetjes gingen wij daar direct op af. Heel indrukwekkend. Daarna was het wapengekletter voorbij, tot de razzia van 1 oktober 1944.
Mijn jongste halfbroer reisde in 1942 af naar Berlijn. Hij kwam daar terecht bij een elektrotechnisch bureau, maar ging ook aan illegaliteit doen. Dat was zo doorzichtig dat ze hem in een mum van tijd in de gaten hadden. Hij is in het KZ Lager Sachsenhausen terechtgekomen en is daar binnen de kortste keren gestorven aan een dubbele longontsteking. Al zijn bezittingen werden keurig geretourneerd richting Putten.
Mijn vader is een keer opgepakt in ’42. Hij zou het Wilhelmus hebben laten zingen in de kerk en dat mocht absoluut niet. Achteraf bleek het niet zijn schuld geweest te zijn. De organist, meester Albert Willemsen, zette het in en iedereen zong mee. Mijn vader heeft het gewoon op zich genomen en is toen afgevoerd naar het huis van bewaring in Arnhem. Daar heeft hij veertien dagen gezeten. Mijn moeder en ik hadden het heel goed, want allerlei gemeenteleden kwamen met van alles aanzetten: krentenbrood, eieren, weet ik het.
De opvolger van mijn vader was dominee De Ruig. Hij was nog jong, dus tijdens de razzia moest hij maken dat hij wegkwam. De razzia vond plaats op een zondag. Mijn vader was voor die dag gevraagd de dienst te leiden. Mijn vader dacht daarna met een ouderling Putten te verlaten, maar er kon niemand meer in of uit. Tijdens de dienst hadden de Duitsers een cordon rondom Putten gelegd.
Mij werd gevraagd om een fiets naar mijn vader te brengen. Hij voelde zich niet veilig, want volgens de geruchten stond hij op de lijst van gijzelaars. Dus we zijn naar een woning aan de bosrand toegegaan. Via de Garderenseweg. Op dat moment kwam er iemand uit Garderen en die stopte niet snel genoeg volgens de Duitsers. Hij werd daar ter plekke doodgeschoten.
Wij kwamen aan bij de dames Noordenbosch en Schuiling. Mijn vader zou zich op zolder moeten verstoppen, maar dat werd niks. Toen verzonnen ze dat hij roodvonk moest hebben, een heel besmettelijke ziekte. Hij ging in bed liggen en de dames maakten hem een beetje zweterig. Ze lieten de thermometer hoog oplopen. Er kwam inderdaad een Duitser aan de deur om te vragen of er nog mannen in huis waren. Toen de Duitser halverwege de trap was riepen ze: ‘Der Mann hat Scharlachfieber!’ Het was alsof de soldaat door een wesp was gestoken. We hebben geen Duitser meer gezien!
We zijn toen gevlucht naar het buurtschap Telgt. We moesten de spoorlijn over. Daar stond een trein klaar waar de dorpsgenoten later ingestampt zijn. Beestenwagens. ’s Avonds hoorden we de explosies van de fosforgranaten waarmee de huizen in brand gestoken werden. Iedereen dacht bij zichzelf: ‘Zit ons huis daar ook bij?’ De volgende morgen mocht ik met een meneer van de bereden politie mee naar Putten op de fiets. Als ik het vertel, ruik ik nog de lucht van de branden die er geweest zijn.
In april ’45 kwamen de Canadezen eraan. Ik zat bovenop het dak van het huis tegenover het postkantoor en zag de jongens komen, prachtig! Ik had zo een bewondering voor die gasten. Het was echt euforie! Tijdens het bevrijdingsfeest was er geen onderscheid van mensen meer. Dan sta je te hossen en te dansen met weet ik wie, dat was een bevrijdingsdans. Het klinkt heel absurd als ik zeg dat ik de oorlog niet had willen missen, maar dit soort dingen kunnen ook een hele positieve ingang voor de rest van je leven hebben.”
Voor Verhaal van Putten vertellen (oud)-inwoners over opgroeien, werken en wonen in Putten. Dit verhaal over Gillis de Jager is geschreven door Huub Vilé, op basis van een oral history-interview, afgenomen door Lian van der Zon in oktober 2018.