Nant Smink werd in 1956 geboren in ‘De Tijssenhof’ aan de Garderenseweg in Putten. “Daar woonden toen behalve mijn ouders ook mijn oma en oom. Mijn grootouders Jans en Gerrit Tijssen hebben dit huis in 1924 laten bouwen. Zij hadden drie kinderen. Janny (geboren in 1919), Henk (geboren in 1926) en Henny (geboren in 1927). Henny Tijssen is mijn moeder. Mijn vader, Jan Smink, was groenteboer. Hij kwam bij mijn oma aan de deur en zo hebben mijn ouders elkaar leren kennen.”
“Mijn vader had samen met zijn broer een groentezaak in Putten. Hij leverde o.a. aan de horeca en bejaardentehuizen in Putten en had ook diverse klanten in Harderwijk. In de schoolvakanties ging ik wel eens met hem mee. Mijn moeder deed wat administratie voor de groentezaak en zorgde voor mijn oma en voor mij. Veel sociale contacten buiten het werk en de familie om hadden ze niet, maar ik weet wel dat de minder bedeelden bij mijn moeder een goed heenkomen vonden.
Ik vond het leuk om in Putten op te groeien. Het was natuurlijk al lang na de oorlog, dus de moeilijke tijd was eigenlijk wel voorbij. Ik kreeg volop aandacht van mijn ouders en natuurlijk ook van mijn oma en oom. En ik had een buurjongen waar ik graag mee speelde. Ik was enig kind, dus aan hem had ik veel aanspraak.
Van mijn familie heb ik over de oorlog gehoord. Er werd niet veel over gesproken, maar het werd af en toe wel benoemd.
Mijn oma is in 1938 weduwe geworden en moest toen dus zelf voor inkomen zorgen. Haar man was petroleumventer en dat heeft zij voortgezet. Daarnaast begon ze kamers te verhuren, zowel in huis als in de achterliggende schuur, die er nog steeds staat. Zelf sliepen ze op zolder.
Ze verhuurde veelal aan mensen uit de stad, over het algemeen kunstenaars uit Amsterdam. Op die manier kwam mijn oma in aanraking met mensen die werk deden in het verzet, zoals Henk Henriët (een Amsterdamse kunstenaar), maar ook met Piet Oosterbroek, die in Putten in het verzet zat. Via die lijntjes heeft ze denk ik besloten hand- en spandiensten te gaan verrichten.
Het huis van mijn oma fungeerde als post- en contactadres van de illegaliteit en ook als doorgangsadres voor mensen op de vlucht, waaronder Joden. Mijn tante Janny, de oudste dochter, was koerierster. Over de rol van mijn moeder weet ik niet veel, zij was pas dertien toen de oorlog uitbrak.
Tegen het einde van de oorlog, op 14 december 1944, zijn mijn oma, mijn tante en mijn moeder na verraad opgepakt. Er is een inval geweest in huis. Mijn oom was toevallig net weg om hout te halen. Bij terugkomst zag hij militaire voertuigen staan en is hij weggevlucht. Hij is vervolgens ondergedoken.
Oom Henk is bij de inval in december 1944 zijn arrestatie dus ontlopen, maar tijdens de razzia in oktober is hij in eerste instantie wel meegenomen. Mijn oma is toen nog snel met wat eten naar het station van Putten gegaan. Ze herkende zijn hand aan z’n ring en kon hem zo nog wat toestoppen.
Via het verzet had mijn oma contact met ene Wim Bartling, die ook banden onderhield met de Duitsers. Hij is naar Amersfoort gegaan en heeft om de vrijlating van mijn oom gevraagd omdat hij nodig zou zijn voor het houthakken in Garderen. Toen de groep opgepakte mannen stond opgesteld werd ‘Tijssen’ naar voren geroepen. Eerst stapte een andere Tijssen naar voren, maar hij werd weer teruggezet en is ook niet teruggekeerd… Daarna kwam mijn oom naar voren en zo is hij gered.”
Voor Verhaal van Putten vertellen (oud)-inwoners over opgroeien, werken en wonen in Putten. Dit verhaal over Nant Smink is geschreven door Tineke Dudok van Heel-Scheelbeek, op basis van een oral history-interview, afgenomen in 2018.