Baron Sloet van de Beele wordt in maart 1806 in Voorst geboren. Hij studeert rechten in Utrecht en promoveert aldaar in 1830. Daarna volgt een carrière in de rechtelijke burelen en heeft hij als liberaal vanaf 1849 tot 1860 zitting in de Tweede kamer en vervult menige bestuursfunctie. Ook schrijft hij verschillende boeken over de Gelderse adel en wetenschappelijke werken over het oud-vaderlandsrecht.
In 1861 benoemt Willem III hem tot nieuwe landvoogd van Nederlands-Indië. Hij arriveert op 17 oktober 1861 in Batavia en moet daar, zonder enige ervaring en inwerking door zijn voorganger, beginnen. Hij valt onder de liberale minister van koloniën Fransen van der Putte. Van der Putte is voor het geleidelijk afschaffen van het cultuurstelsel en Sloet van de Beele volgt zijn lijn. Volgens beide bestuurders moeten de inkomsten van het cultuurstelsel niet alleen de Nederlandse staatskas spekken, maar ook ten goede komen aan Nederlands-Indië door bijvoorbeeld de aanleg van spoorwegen en andere infrastructurele verbeteringen. Sloet van de Beele verleent concessies aan een aantal planters uit de Vorstenlanden om een spoorlijn van Semarang naar Soerakarta en Djokjakarta aan te leggen. Uiteindelijk zal deze lijn pas na elf jaar in gebruik worden genomen. Daarnaast wordt er nog een concessie verleent voor een spoorlijn tussen Buitenzorg en Batavia. Het lukt Sloet van de Beele echter niet om grote infrastructurele werken gefinancierd te krijgen. De overheid komt pas in 1875 met een financieringsbesluit voor een spoorweg naar Soerabaja.
Door het Preangerstelsel in de bergen van West-Java wordt meer dan de helft van de Javaanse boeren gedwongen om op hun land koffie te planten en te oogsten en deze af te leveren bij de gouvernementshuizen. De vijf regenten in het gebied zijn verantwoordelijk voor de organisatie maar worden nauwelijks gecontroleerd. Sloet van Beele stelt hierop een onderzoek in, wat er later voor zal zorgen dat de herendiensten worden verminderd en het recht van belastingheffing wordt ontnomen van de regenten.
Officieel is de slavenhandel in 1860 verboden in de Indische Archipel maar het houden van slaven komt dan nog niet tot zijn eind. Daarnaast zijn er een aantal buitengewesten die hardnekkig aan de slavenhandel vasthouden. Het eiland Nias staat al eeuwenlang bekend om de slavenhandel en mensenroof tussen de vijandige volkeren onderling. Pas in 1863 onder het bewind van Van de Beele gaat er in 1863 een strafexpeditie naar de provincie Noord-Sumatra, alwaar Nias gelegen is. Hiermee wordt de slavenhandel en mensenroof op gewelddadige wijze tot een eind gebracht. In de kampong Orahili vallen na een gevecht van twee en half uur, aan koloniale zijde twee doden en dertien gewonden tegenover zevenhonderd doden aan Sumatraanse zijde.
Onder het bewind van Sloet van de Beele komt er ook een eind aan de gedwongen gouvermentsteelt van indigo, peper, kaneel en cochenille door de inlandse bevolking. Hij verzacht de lijfstraffen en stelt regels op voor het verbouwen van suiker waarbij nooit meer dan een vijfde van de velden voor deze teelt gebruik mogen worden.
In maart 1858 krijgt hij nog de functie van minister van koloniën aangeboden, maar hij weigert deze om gezondheidsredenen. In 1864 besluit het Nederlands parlement de invloed op de jaarlijkse koloniale begroting te versterken. De bevoegdheid tot het vaststellen van de Indische begroting wordt vanaf 1867 aan de Kroon ontnomen en aan de wetgevende macht overgedragen. In 1866 vertrekt Sloet van Beele uit Indië. Hij overlijdt op 10 december 1890 op 84-jarige leeftijd te Arnhem.
Deze reeks gaat over een aantal uit Gelderland afkomstige personen die een rol speelden in het kolonialisme en/of de slavernij. Erfgoed Gelderland is bezig naast de vaak goed gedocumenteerde verhalen over deze personen ook het verhaal van de onderdrukte gekoloniseerde en tot slaaf gemaakten nader te belichten. Wie zijn dit en hoe is hun leven verlopen? Hierover kunt u ook lezen in de special ‘Sporen van slavernijverleden in Gelderland’.
Bronnen en verder lezen:
Olga Spekman, CC-BY-NC