Huis De Marsch was in de late middeleeuwen een verblijf van een familie van lage adel (zogenaamde dienstadel of ministerialen). Het was een ‘dienstleen’ van de graven van Gelre en Zutphen. Uit archeologisch onderzoek door middel van de grondradar bleek dat er mogelijk vóór 1200 al sprake was een versterkt gebouw: een zogenaamde motteburcht. Een motte is een omgrachte kunstmatige heuvel waarop een verdedigbare woontoren stond. Mottes werden tussen ca. 1000 en 1200 in heel Noordwest Europa gebouwd en ze zijn de voorlopers van de latere kastelen.
De naam van de familie Van de Marsch wordt in 1231 voor het eerst in de geschreven bronnen vermeld, wanneer Johannes de Mersche (Johan van de Marsch) als getuige optreed bij de stadsrechtverlening aan Harderwijk. In 1272 was Hendricus de Mersche bewoner. De familie beheerde onder andere het jachtgebied ‘de Overmarsch’ binnen de oude IJsselmeander namens de Gelderse graaf. In 1319 verkocht de Gelderse graaf Reinald II het grootste deel van de Overmarsch aan de stad Zutphen. De stad bracht het gebied in de eeuwen erna in ontginning. Slechts een klein moerassig gebied ten noorden van De Marsch bleef over voor de jacht. Dit is nog steeds een jacht- en natuurgebied: De Sprabanen.
De oudste afbeelding van het kasteel dateert uit 1573 en dan lijkt er al sprake te zijn van een groot huis, bestaande uit twee woonvleugels en een toren. Inmiddels woonde er toen ook een nieuw geslacht: Van Lintelo. Vanaf de 16e eeuw werd dan ook gesproken over het Lintelohuis. In de Tachtigjarige oorlog is het gebouwencomplex vermoedelijk zwaar beschadigd of zelfs verwoest. Het huis had bijna 20 jaar lang in de frontlinie van de oorlog gelegen. Kort na 1600 moet een grootschalige herbouw zijn begonnen. Ditmaal kreeg het huis een onmiskenbaar kasteelachtig uiterlijk, weliswaar niet verdedigbaar vanwege de grote vensters, maar wel met drie woonvleugels, een grote traptoren en twee hoektorens binnen een gracht. De architectuur, in renaissancestijl, doet denken aan het nog bestaande kasteel Keppel.
De Marsch bleef tot 1769 in bezit van het geslacht Van Lintelo. In dat jaar kocht Robert Jasper van der Capellen het kasteel en voegde het bezit tot aan zijn achternaam: Van der Capellen tot de Marsch. Robert Jasper verwierf landelijke faam als patriottenleider en opvolger van zijn oom Joan Derck van der Capellen tot de Pol. Maar in 1787 moest hij het land ontvluchten toen de Oranjeklanten de macht grepen. Na zijn Franse ballingschap keerde hij in 1795 terug. Het kasteel was inmiddels zo vervallen dat Robert Jasper het verkocht voor afbraak. De losse stenen brachten meer op dan het huis. In 1801 verkocht hij ook de grond binnen de grachten. Op de resten van het trotse kasteel werd een boerderij gebouwd. Het grondradaronderzoek bracht ook de funderingen van het kasteel rond het huidige huis in beeld.
Bronnen:
Jan Vredenburg (eindred.), Kastelen in Gelderland, Uitgeverij Matrijs, Utrecht 2013, p. 536-537.
Michel Groothedde