De Eerste Wereldoorlog duurde van 28 juni 1914 tot 11 november 1918. Alhoewel Nederland neutraal bleef kreeg zij toch veel te maken met deze oorlog. Bij deze vierjarige oorlog zouden uiteindelijk dertien landen direct betrokken worden. Met loopgraven en grote veldslagen aan de fronten kostte de oorlog aan ongeveer tien miljoen militairen het leven en kwamen ook miljoenen burgers om.
Naar aanleiding van de Tweede vredesconferentie in Den Haag (1907) en de zeerecht-conferentie in Londen (1908-1909) kwam in 1909 het landonzijdigheids-verdrag tot stand. In dit verdrag werden de rechten en plichten vastgelegd van de neutrale landen, zoals de plicht legeronderdelen op het grondgebied te interneren.
Direct na de eerste oorlogsverklaring op 28 juli 1914 (van Oostenrijk-Hongarije aan Servië), werd door Nederland een neutraliteitsproclamatie uitgevaardigd en werden 200.000 mannen gemobiliseerd. De neutraliteit werd echter gerespecteerd en Nederland stelde zich beschikbaar voor neutrale diplomatie.
Voor de Nederlandse bevolking werd het dagelijks leven gedurende deze oorlog een stuk zwaarder door rantsoenering van voedsel en brandstof, enorme prijsstijgingen en mobilisatie. Nederland kreeg veel vluchtelingen te verwerken: Een miljoen Belgen, 35.000 buitenlandse militairen en duizenden ‘deserteurs’ en ‘krijgsgevangen’. 13.000 mannen verbleven in een opvangkamp in Harderwijk, 2800 in Oldebroek. Ook in Ede werden veel Belgen gehuisvest.
De chaos vroeg om nieuwe regelgeving. Op 17 juni 1918 werd een nieuwe vreemdelingenwet van kracht waarmee werd geprobeerd de instroom onder controle te krijgen. De nieuwe vreemdelingen waren verplicht binnen 24 uur een identiteitskaart aan te vragen. Onder toezicht van de politie werd hen een verblijfsplaats toegewezen.
Aan het eind van de oorlog werkte Nederland mee aan de uitwisseling van tot krijgsgevangene gemaakte mannen. Eind 1918 kwamen er nog ongeveer 40.000 Franse burgers over de grens en ook veel buitenlandse militairen die niet op het laatst nog wilden sneuvelen. Tot 30 december 1918 werden via Nederland in totaal 145.000 ‘krijgsgevangenen’ van vele nationaliteiten tijdelijk geïnterneerd en vervoerd binnen Nederland.
De aanwezigheid van zoveel elkaar vijandig gezinde ‘oorlogsgasten’ was niet zonder risico voor de Nederlandse neutraliteit. Zoveel mogelijk werd er aan regionale spreiding gedaan tussen deze groepen. Doordat de transportmogelijkheden nog beperkt waren moesten veel repatrianten enige tijd in Nederland blijven. Zij kwamen in opvangkampen terecht.
Bronnen en verder lezen:
Olga Spekman, CC-BY