De nieuwbouw van vliegveld Deelen bij Arnhem stond onder leiding van de Bauleitung der Luftwaffe Deelen. De bouw werd voornamelijk door Nederlandse bedrijven uitgevoerd. Van dwang was geen sprake; er werd goed betaald. De bouw ging eind mei 1940 van start na het opstellen van een totaalplan. Duizenden arbeiders hebben eraan gewerkt, van mei 1940 tot september 1944.
De gebouwen werden ver van het startbanencomplex gesitueerd. Zo kon het risico op schade aan gebouwen en personeel bij luchtaanvallen worden verkleind, omdat de startbanen het meest kwetsbare onderdeel van een vliegveld vormen. Deze bebouwingsspreiding diende nog een ander doel: door de gebouwen zorgvuldig in te passen in het landschap werd de suggestie gewekt dat het om bestaande bebouwing als dorpjes, instellingen en sanatoria ging.
De vliegtuigonderkomens werden in de bosranden langs de Kemperbergerheide gesitueerd en voorzien van camouflagenetten. Ook werden ze soms ‘vermomd’ als boerderij of boerenschuur. Om dit zogenaamd onschuldige landschap te vervolmaken werden de startbanen en rolbanen in een heidekleur gespoten. Dit om geallieerde vliegers zoveel mogelijk te misleiden.
Het merendeel van de gebouwen werd uitgevoerd in rode baksteen. De meeste gebouwen hebben één verdieping en een groot opgaand dak met een loze zolderverdieping. Om aan te sluiten bij de Veluwse bouwtraditie, hebben veel gebouwen een wolfsdak. De daken zijn zonder uitzondering met pannen gedekt. De vensters zijn zoveel mogelijk gestandaardiseerd met onder- en bovenlichten en roedenverdeling. Al het houtwerk werd okerkleurig geschilderd.
De gebouwen in Deelen werden in drie grootten gebouwd: type A, het grootste type, type B, het middelgrote type en type C, het kleinste type. Daarnaast verschenen er niet- gestandaardiseerde ontwerpen voor bijzondere gebouwen als het vlieggebouw, de brandweerkazerne, kantine- en messgebouwen, etc. Het uiterlijk van representatieve gebouwen kreeg extra aandacht door ze op bescheiden wijze van neoclassicistische elementen te voorzien en in een enkel geval van natuursteen.
Bijna alle gebouwen werden verwarmd vanuit centrale ketelhuizen. Daarvandaan lopen gemetselde kanaaltjes met verwarmingsbuizen naar alle gebouwen. In Nederland was dit destijds een nieuw fenomeen. Niettemin had iedere ruimte een eigen rookkanaal waarop een kachel aangesloten kon worden. Dit was bedoeld als noodvoorziening wanneer de centrale verwarming uitviel.
Het veiligheidsaspect komt duidelijk tot uiting bij de muurdikte van vijfenvijftig cm. Om bij een beschieting veiligheid te bieden kunnen vensterluiken voor de onderlichten gesloten worden. Deze luiken zijn dan ook van 2 cm dik staal. De toegang bevond zich naast de centrale gang, zodat scherven en kogels niet door het hele gebouw konden doordringen. Aan het einde van de gang was een gepantserde nooddeur. De betonnen zoldervloeren werden versterkt uitgevoerd. Doordat de gebouwen ver van elkaar staan werd de trefkans bij luchtaanvallen kleiner.
René Vossebeld, fragment uit het artikel 'Het belang van Deelen’.
René Vossebeld, CC-BY-NC
Oorlog
Tweede Wereldoorlog
1900-1950
Ede
Musea
Veluwe