De gemeente Barneveld, de provincie Gelderland en Staatsbosbeheer hebben, met financiële steun van de Europese Unie, een archeologische wandelroute ontwikkeld vanaf Stroe (aan de Houtbeekweg) naar de Houtbeek.
De loop van deze Houtbeek is voor een gedeelte weer hersteld. Om de natuur de ruimte te geven is een voormalige akker opnieuw ingericht en werd de oude beekloop zichtbaar gemaakt. Aan de andere kant van de zandweg slingert de Houtbeek nog door de heide. Het water van de beek had grote aantrekkingskracht op de prehistorische bewoners van het gebied. De Houtbeek stamt vermoedelijk uit de laatste ijstijd toen smeltwater een geul in het landschap sneed. Het water werd afgevoerd via de Barneveldse Beek, een van de hoofdbeken in de Gelderse Vallei. Na verloop van tijd stagneerde de waterafvoer doordat de beek dichtgroeide met veen. Stuifzand zorgde er vanaf de zestiende eeuw voor dat er van de beek weinig overbleef.
De Houtbeek stond in de prehistorie hoog bij de mensen aangeschreven. Eerst sloegen jagers-verzamelaars hun jachtkampen langs de beek op. Rond 2800 v. Chr. claimde een kleine boerengemeenschap dit gebied. Die boeren woonden en bewerkten akkers aan de noordkant van de Houtbeek, terwijl ze hun doden ten zuiden van de beek begroeven. Het grootste grafveld ligt vlakbij de plek waar de beek ontspringt. Een rij grafheuvels sluit hier aan op een oude oversteekplaats. Dit grafveld omspant een periode van zo'n 2000 jaar.
De beek vervoerde gaandeweg steeds minder water. Om toch bij het drinkwater te komen, groeven de bewoners kuilen in de bedding. Een zo'n waterkuil bevindt zich op de plek waar de beek ontspringt. De Konijnenkolk is waarschijnlijk ook als 'dorpsput' gebruikt. In de afgelopen eeuwen zijn er schapen gewassen, voordat ze werden geschoren. Nu is deze komvormige kuil een drinkplaats voor het wild.
Rond het begin van de jaartelling zijn de bewoners vermoedelijk in de omgeving van het huidige Stroe neergestreken. Het Kootwijksche Veld werd daarna gebruikt voor het weiden van schapen en andere activiteiten. In de vijftiende en zestiende eeuw zijn aan de noordzijde van de beek opnieuw akkers aangelegd. Door het intensieve grondgebruik raakte de natuur er uit balans. Nadat het zand ging stuiven is het omvangrijke Stroese Zand ontstaan. De beekloop geeft op subtiele wijze wat reliëf aan het landschap. Reptielen als de adder en de zandhagedis profiteren daarvan. Tussen heidepollen en pijpenstrootje warmen ze zich op in de zon. Vanuit de omringende loof- en naaldbossen zoeken reeën naar voedsel. De kleurrijke roodborsttapuit laat zijn zang horen vanuit de topjes van jonge dennen.
Bron: 'Archeologische wandelroute in Stroe', Barneveld Vandaag (30 juli 2010)