In de Oude Steentijd/Paleolithicum, duizenden jaren geleden, trokken kleine groepjes jagers/verzamelaars onder zeer koude omstandigheden rond op zoek naar wild en schaarse eetbare wortels en bessen. Zij sloegen tijdelijk hun kamp op langs de Houtbeek. Zij worden ook wel rendierjagers genoemd.
Alle delen van een geschoten rendier werden gebruikt. Het vlees werd gegeten en van de huid werd kleding en tentdoek gemaakt. Ook de botten waren belangrijk om er harpoenen, vishaken en naalden van te maken. Deze jagers woonden niet op een vaste plek, maar trokken met de seizoenen mee het wild achterna.
Zij lieten een aantal vuurstenen werktuigen achter die in 2008 werden teruggevonden bij een opgraving door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (afb. 1). De grond werd zorgvuldig opgegraven en de aarde werd op een zeef doorzocht naar resten van deze voorouders (afb. 2). Waarschijnlijk hadden de jagers een kleine tent van huiden meegenomen om zich te beschermen tegen de ijzige oostenwind. In het grote kamp, dat in een beschut dal drie dagen lopen in de richting van de zonsopkomst lag, stonden grote tenten waar enkele families tijdelijk woonden. Langs de Houtbeek verbleven de jagers slechts enkele dagen (afb. 3).
In de loop van duizenden jaren wordt het klimaat milder en verandert het landschap van toendra's in uitgestrekte bossen. Rond 8000 jaar geleden trokken nog steeds jagers/verzamelaars rond, maar de jachtbuit (zoals herten, zwijnen en vissen) evenals de vruchten, noten en eetbare wortels die men verzamelde, waren veranderd. In veel haardkuilen worden bijvoorbeeld verkoolde hazelnoten teruggevonden. Bij de opgraving in Harselaar West-west zijn vuurstenen werktuigen en enkele haardkuilen uit deze periode terug gevonden (afb. 4).
Deze jagers hebben nauwelijks sporen in het landschap achtergelaten. Een jaar na het verlaten van hun kamp waren de sporen al nagenoeg uitgewist . Bij opgravingen worden meestal alleen de vuurstenen werktuigen teruggevonden evenals enkele haardkuilen, de stille getuigen van de vroege bewoners. Van de hutten, kleding en resten van de gejaagde dieren is in ons land vrijwel niets bewaard gebleven.
Pas vanaf 3500 voor Christus zien we de eerste aanwijzingen voor een grote verandering. De landbouw doet zijn intrede. Men woont langere tijd op dezelfde plaats in boerderijen. Rondom liggen akkers en weiden, terwijl in de boerderij aardewerk en stenen bijlen te vinden zijn. Ook de werktuigen zijn aangepast op de nieuwe bestaanswijze.
Dit verhaal is onderdeel van de canon van Barneveld. Het volgende venster is hier te vinden.
Eropuit:
Peter Schut
Barneveld
Archeologie
Tot -3000
Barneveld
Archeologie
Veluwe