In 2017 werd begonnen met de aanleg van de historische beekloop van de Jansbeek door Arnhem. In het verlengde hiervan vonden er archeologische opgravingen plaats. Het merendeel van de sporen en vondsten betrof de stoffelijke resten van ongeveer zevenhonderd Arnhemmers bij de Eusebiuskerk.
Op de plaats van de huidige Eusebius wordt al in 893 een kerkje vermeld, met de naam St. Maartenskerk. De eerste steenlegging van de Eusebiuskerk dateert van omstreeks 1450. In 1361 zou er al sprake geweest zijn van een afgesloten kerkhof aan de noordzijde van de kerk. Dit deel kreeg in 1444 de naam ‘Het Oude Kerkhof’. In sommige periodes was er vanwege grote sterfte te weinig ruimte op het kerkhof. Dit was bijvoorbeeld het geval omstreeks het pestjaar 1636 en tijdens de ‘Roode Loop’ (dysenterie) in 1783. Men sloot dan tijdelijk de begraafplaats om oude graven te ruimen. Tot circa 1829 werdenoverledenen rondom de kerk begraven. Daarna verplaatsten de kerkhoven naar buiten de bebouwde kom.
De botten die men bij het ruimen van graven of delven van nieuwe graven tegenkwam, konden niet van het kerkhof verwijderd worden. Met het oog op de Dag des Oordeels moesten die op de gewijde grond blijven. Daarom ontstonden het zogenaamde knekelhuizen, knekelkuilen of knekelputten op een kerkhof, waarin de botresten werden bijgezet of herbegraven. Arnhem heeft één knekelhuis gekend op de hoek Knekelsteeg - Koningsstraat. Soms werden stoffelijke resten direct herbegraven, voordat de begrafenis van een nieuwe dode plaatsvond. Er zijn echter ook meerdere grote knekelkuilen gevonden, waar veel botresten tegelijk ter aarde zijn besteld. Daarbij werden de resten over het algemeen met grote zorg herbegraven, met de schedels netjes onderin de kuilen. De grote knekelputten in Arnhem zijn waarschijnlijk in 1783 ontstaan, toen een grote herinrichting van het kerkhof plaatsvond. Tussen deze botresten bevond zich nauwelijks aarde en hier lagen alle botten door elkaar. Het niet om gegraven kuilen, maar om vulling van ruimtes tussen funderingen
De vondsten uit 2017 werden gewassen en gedroogd en onderworpen aan een scan. Daarna zijn ze ondergebracht in het Arnhems depot voor bodemvondsten. Het stoffelijk overschot zal worden herbegraven. De resten van de meest interessante individuen zijn overgedragen aan de Universiteit Leiden. Hier worden zij verder onderzocht op geslacht, leeftijd, ziektes, doodsoorzaak, medisch handelen, herkomst en verwantschap. Op de stoffelijke resten wordt onder andere DNA- en isotopenonderzoek uitgevoerd, waarvoor er monsters worden genomen uit het gebit. De Universiteit Leiden mag voor een periode van tien jaar onderzoek uitvoeren. Daarna zullen de personen worden herbegraven.
Men besloot om het skeletmateriaal in verschillende fases te begraven. De fases zijn gebaseerd op de wetenschappelijke behandeling van het materiaal. Menselijke resten van incomplete begravingen, uit knekelkuilen en knekelputten zijn als eerste begraven. Deze begrafenis vond plaats op 27 mei 2019 op de locatie van de bouwlift die voor de restauratie van de kerktoren was geplaatst. Dit was een plek in de nabijheid van de Eusebiuskerk en de originele vindplaats. De individuen waarvan de stoffelijke resten nog worden onderzocht door de Universiteit Leiden zullen hier later worden bijgevoegd.
Op 27 januari 2022 heeft op de natuurbegraafplaats van de Abdij Koningsoord ook nog een herbegrafenis plaatsgevonden. Dit maal ging het vermoedelijk om Arnhemmers uit de dertiende eeuw. Tijdens de wederopbouwperiode zijn zij opgegraven bij de Jansplaats. De resten van deze bewoners lagen opgeslagen in het Provinciaal Depot van Gelderland in Nijmegen. De botten verkeerden inmiddels in slechte staat. Gelukkig konden zij in zeventwintig kistjes worden geplaatst in een grafveld op de natuurbegraafplaats van de abdij.
Bronnen en verder lezen:
Speciale dank voor dit verhaal gaat uit naar Leo Smole, seniorarcheoloog bij gemeente Arnhem.
Olga Spekman, 2022, CC-BY-NC
Archeologie
2000-nu
Arnhem
Arnhem e.o.