Ria Olijslager-Ballast is geboren in 1948 in Lintvelde, een buurtschap onder Beltrum. Ze is de oudste in een gezin met zeven kinderen. Haar ouders hadden een boerderij. Ze haalt herinneringen op aan de zondagsmis, haar eerste communie en de sacramentsprocessies.
“Op zondag moesten wij natuurlijk altijd naar de kerk. Wij gingen ook wel eens – zeker in de winter – in twee etappes naar de kerk. Onze jongens waren ongeveer even groot en je had zondagse kleren en daagse kleren. Die zondagse kleren waren altijd een beetje aan de grote kant. Het gebeurde dat het eerste jongetje om zeven uur naar de kerk ging en om half negen terug was. De volgende mis was dan om negen uur of half tien. Dan moest de eerste snel zijn winterjas uit doen, want dan moest de volgende met die winterjas aan naar de kerk.
Het is nooit zo arm geweest bij ons thuis dat mijn moeder jassen ging keren. Maar dat gebeurde wel bij sommige gezinnen. Als de winterjas een beetje versleten was, dan werd de voering losgetornd en de jas binnenstebuiten gekeerd. Dan zag het eruit of het een nieuwe jas was. Wij konden wel nieuwe jassen kopen, maar mijn moeder vond: jongens met dezelfde maat, konden wel met dezelfde jas naar de kerk. Voor naar school had je andere jassen.
Mijn eerste communie was een groot feest. Ik was het oudste meisje en dan begint de traditie in het gezin. Doordat ik zo klein was, pasten mij weinig kleren. Daarom kreeg ik een jurkje aangemeten door een echte kleermaakster. Ik zag er echt schattig uit. Dan kwam mijn oom uit Utrecht die allemaal foto’s heeft gemaakt. Hij had daar lol in. Hij maakte van dat soort gebeurtenissen altijd foto’s. Als mijn oom dat niet had gedaan, dan hadden wij heel weinig foto’s gehad van die tijd.
Dan had je ook de sacramentsprocessie. Dat was ook geweldig. De meisjes hadden dan witte engelenjurkjes aan. Dat waren de bruidjes. Maar ik kreeg geen bruidjesjurk. Mijn moeder zei: ‘Nu voor één meisje en straks een hele hoop jongens, dan ben ik veel te veel geld kwijt. Je gaat maar gewoon kijken.’ Ik heb dus nooit meegelopen als bruidje met een mooie lange witte jurk aan en bloemetjes in de hand die je dan mocht strooien. Daar was ik wel verdrietig over in die jaren.
Onweer, dat was ook zowat. Wij moesten ons dan allemaal aankleden, ook al was het midden in de nacht. We moesten bidden rondom de grote keukentafel. Mijn moeder nam dan een palmtakje, van palmzondag, dat ze uit de kerk had meegenomen. Wij hadden ook allemaal in de slaapkamer vlakbij de deur een bakje met wijwater. Allemaal moesten we altijd een kruisteken maken met wijwater voordat we naar bed gingen. Op paaszaterdag werd dat ’s morgens in de kerk gehaald. Dan nam mijn moeder één grote fles mee. Daarna werd in de wijwaterbakjes vers wijwater gedaan. Met onweer deed ze dan het gewijde palmtakje erin en dan ging ze het hele huis rond. Wij baden ook allemaal dat het onweer weg zou gaan.”
Voor ‘Een nieuwe tijd! Wederopbouw in de Achterhoek’ vertellen (oud)-inwoners over opgroeien, werken en wonen in de Achterhoek in de periode 1940-1965. Dit verhaal over Ria Olijslager is geschreven door Lisanne Vroomen, op basis van een oral history-interview afgenomen door Marja Bergevoet oktober 2019. Dit verhaal is geredigeerd door Kees Huntink.
Lisanne Vroomen & Marja Bergevoet, CC-BY