De vader van de heer Venderbosch (1930) was bakker in Zieuwent. Zijn moeder en zijn tante verzorgden de levensmiddelenwinkel in het voorhuis. Achter de bakkerij was een klein boerderijtje met één of twee koeien. Een deel van de melk daarvan werd geleverd aan de zuivelfabriek in Lichtenvoorde. De rest was nodig voor de huishouding en bakkerij.
“Als mensen op zondag extra lekker brood wilden hebben, bakte mijn vader melkbrood. Het deeg daarvan werd niet met water bereid, maar met melk. Een andere luxe was krentenbrood, maar dat was nog duurder. In de oorlog, toen er geen rozijnen en krenten meer te krijgen waren, werden daarvoor gedroogde peertjes gebruikt. Wij verkochten ook wel wittebrood van 800 gram maar grote gezinnen zouden zulke kleine broden na één maaltijd al op hebben.
Daarom bakte mijn vader vooral grote boerenstoeten, een soort roggebrood. Die moesten 24 uur in de oven. Dinsdagavond zette hij deeg op de hete ovenvloer en donderdagmorgen haalde hij dat, als brood, er pas weer uit. Op woensdag was mijn vader namelijk altijd bezig op de boerderij.
De oven werd met takkenbossen gestookt. Als de oven heet genoeg was - mijn vader kon dat zien aan de kleur van de stenen - werd de as er met een grote haak uitgehaald. Door een lange staak met een stuk ketting en dweil eraan werd de ovenvloer zo goed mogelijk ontdaan van houtskool. Mensen vonden het in die tijd trouwens helemaal niet erg als ze brood kregen waarin nog wat kooltjes zaten. Die haalden ze er met een mes uit. Ze dachten er niks van. Het roggebrood kon op de keldervloer wel een week goed blijven.
De boeren verbouwden zelf rogge. En tarwe voor witbrood. Van het meel dat ze daarvan lieten maken, brachten ze ons een zakje. Per zakje werd het meel verwerkt. Het ging niet in een machine, maar in een bakkerstrog. Met de handen werd daarin deeg gekneed. Daar heb ik ook jaren met meegeholpen. Pas na de oorlog kwamen er mengmachines.
Als de mensen hun builtje meel brachten, dan hadden ze daar hun initialen op gezet. Mijn vader kerfde die initialen boven in het brooddeeg. Wanneer het brood klaar was, legde hij het meelzakje er bovenop. Elke boer kon zo zelf zijn brood uitzoeken, zonder dat er iemand in de bakkerij was. Ze kwamen dan één keer in de week afrekenen. Meestal op zondag. En mijn vader wist precies wie wat had gehad. Hij schreef niks op.”
Voor ‘Een nieuwe tijd! Wederopbouw in de Achterhoek’ vertellen (oud)-inwoners over opgroeien, werken en wonen in de Achterhoek in de periode 1940-1965. Dit verhaal over de heer B. Venderbosch is geschreven door Anja Driessen, op basis van een oral history-interview afgenomen door Anja Driessen in oktober 2019. Dit verhaal is geredigeerd door Kees Huntink.
Anja Driessen, CC-BY