Lichtenvoorde staat bekend om het prachtige bloemencorso, dat al sinds 1929 bestaat. Het fleurige corso is het startsein voor de driedaagse kermis in het centrum. Dit volksfeest in september is voor velen het hoogtepunt van het jaar. Ook voor mevrouw A. Lurvink-Boschker (1937) was dat zo.
"Eén keer per jaar was er kermis. De aardappels op het land waren dan goed. Mijn moeder stak die allemaal uit met een riek en wij raapten ze op. Het was vaak heet en dan liepen we met blote voeten op het pikzwarte zand. Als alle grote stukken land schoon waren, kregen wij zo’n twee gulden kermisgeld en mochten wij naar de kermis gaan. Je moest dan wel iets van de kermis meebrengen voor moeder.
De kermis was zo’n beetje hetzelfde als nu. ‘s Zaterdags waren er kinderspelen en ’s zondags was de optocht. Er waren geen grote attracties, maar wel luchtschommels en een zweefmolen. De cakewalk was er ook al heel vroeg. Het rook lekker naar oliebollen. In kraampjes stonden zuurstokken en kaneelstokken. Nou, die zag je anders toch nooit? Op de kermis zagen wij niet alleen meisjes van school, maar ook van andere scholen. Wij zaten op een meisjesschool. Je kende dus geen jongens, behalve die uit je buurt. Op de kermis zag je iedereen. We konden ons makkelijk de hele dag vermaken. Om acht of negen uur moesten we weer thuis zijn, anders mochten we de andere dag niet meer gaan.
In de tijd dat ik bij Bonnes aan de Patronaatsstraat werkte, was ik bij handbal in Lichtenvoorde. We speelden op de velden van het Longaterrein. Dat vond ik hartstikke leuk. Mijn broers waren ook allemaal bij een sport. Als ze ergens bij wilden, mocht dat altijd wel van mijn vader en moeder.
Wij moesten ’s avonds wel altijd wat doen. We mochten nooit alleen maar zitten. Eén zat te breien en te haken, een ander borduurde, mijn moeder zat nog de was te doen of boontjes te vleten en de jongens zaten te kaarten bij vader. Soms riep mijn moeder: ‘Oh vader, hou nou eens op, want morgenvroeg moeten de jongens weer naar het werk!’ Op een keer pakte mijn moeder de kaarten en gooide ze in de kachel. En de kachel was aan natuurlijk. Dat was onze ontspanning. Er was geen muziek of mobieltje. De huiselijke sfeer zoals die er vroeger was, is er niet meer. En mijn moeder? Die heeft véél te hard gewerkt. Een boerderij, dertien kinderen en een man met slechte longen. Ze verdient een gouden kroon!"
Voor ‘Een nieuwe tijd! Wederopbouw in de Achterhoek’ vertellen (oud)-inwoners over opgroeien, werken en wonen in de Achterhoek in de periode 1940-1965. Dit verhaal over mevrouw A. Lurvink-Boschker is geschreven door Anja Driessen op basis van een oral history-interview afgenomen door Anja Driessen in oktober 2019. Dit verhaal is geredigeerd door Lisanne Vroomen.
Anja Driessen, CC-BY