Als kleuter ging mevrouw Lurvink-Boschker (1937) naar de bewaarschool in Lichtenvoorde. Daarna ging ze naar de St.-Jozefschool, die inmiddels afgebroken is. De St.-Jozefschool grensde aan de bewaarschool. Het schoolplein had een rechtstreekse verbinding met de St.-Bonifatiuskerk. Met de kerk vlakbij en zusters franciscanessen van St.-Lucia als juf kon mevrouw Lurvink niet om het katholieke geloof heen.
"Aardrijkskunde vond ik altijd ontzettend leuk. En natuurlijk het speelkwartier op dat grote plein naast de kerk: touwtje springen, knikkeren en tollen. We zaten bij zusters in de klas en die waren heel streng. De eerste drie jaar hadden we beneden les. Daarna op de eerste verdieping. We speelden tikkertje op de trap en we vonden het prachtig om over de leuning te glijden. Als de zusters dat zagen, werden ze echt heel erg kwaad.
Wij hadden catechismusles van een pater. Je moest het catechismusboekje uit je hoofd leren: alle litanieën, het Weesgegroet en het Onzevader. Dat was heel belangrijk. Dan zeiden ze thuis: ‘Heb je je catechismus al geleerd?’ Wij gingen ook elke morgen voor school naar de kerk. Opzij van de kerk was zo’n deurtje en dan kwam je gelijk op de speelplaats. Eén keer in de week was er om half acht ‘s morgens gezamenlijke communie.
Wij moesten een kilometer lopen naar school. ’s Morgens én ’s middags: heen en terug. In het begin hadden we witte klompen van blank hout aan, met zo’n riempje erover. Toen we groter waren, kregen we schoenen. Mijn zusje en ik scheelden een jaar en wij hadden samen één paar schoenen. Zij ging 's zondags naar de eerste mis, deed thuis de schoenen uit en dan kon ik met die schoenen naar de tweede mis. Later moesten we ook samen met een fiets doen.
Toen ik klein was, sliep ik met twee zusjes in de opkamer in één bed van 1,20 meter breed. Dat was de ouderwetse maat. Twee meisjes lagen naast elkaar en één er dwars achter. Mijn oudste drie broers waren al uit huis. Toen ze van school kwamen, werden ze meteen gevraagd als boerenknecht. Elke boer had een knecht in die tijd. Mijn jongere broers sliepen met zijn vijven in drie bedden op één kamer. Op de andere kamer sliepen er ook nog twee.
Als we uit school kwamen, moesten wij vegen of mee naar het land om aardappels of appels te rapen, vooral ‘s zomers. ‘s Winters waren we meer binnen. Mijn moeder was druk op de boerderij, dus we moesten ook meehelpen in het huishouden. Als we klaar waren, met bijvoorbeeld de keuken dweilen, mochten we spelen met meisjes uit de buurt. Later moest ik ook naaiwerk doen."
Voor ‘Een nieuwe tijd! Wederopbouw in de Achterhoek’ vertellen (oud)-inwoners over opgroeien, werken en wonen in de Achterhoek in de periode 1940-1965. Dit verhaal over mevrouw A. Lurvink-Boschker is geschreven door Anja Driessen op basis van een oral history-interview afgenomen door Anja Driessen in oktober 2019. Dit verhaal is geredigeerd door Lisanne Vroomen.
Anja Driessen, CC-BY