Vlak na de oorlog lagen de steden en dorpen in puin. Geld was er nauwelijks en grondstoffen waren er vaak ook niet. En dan moet het leven toch weer opgebouwd worden. Het was geen vetpot, maar mét elkaar maakte je er wat van. Thijs Wentink (1932) vertelt over deze periode. Zijn vader is een jaar na de oorlog overleden. Hij woont met zijn moeder, vijf broers en een zus in Terborg.
‘Toen ik op 6 december 1932 geboren werd, was er niets. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het er niet beter op. Het was elke dag angst en vaak in de kelder kruipen. Op 1 april 1945 werden we bevrijd. We geloofden het eerst niet en durfden niet uit de schuilkelder te komen. Later zijn mijn vriendjes en ik, met lege benzineblikken op onze buik gebonden, drie dagen door Terborg gelopen. We trommelden op de blikken, uit pure vreugde over de bevrijding.
Maar toen brak er een tijd aan, waarin wederom niets was: geen huizen en geen scholen, niks. De huizen lagen in puin. Dat puin werd uit elkaar getrokken en de stenen werden schoongebikt. Daar werden dan weer nieuwe huizen van gebouwd. Die kostten toen 6000 gulden. Er staat er nog één en daaraan kun je nóg de afgebikte stenen herkennen.
We woonden in Terborg en sliepen met 6 broers op één kamer. Er stonden 3 bedden in. Mijn zus had een eigen kamer. Het was wel gezellig hoor, zo met zijn allen. Luxe was er niet: daar was geen geld voor. We hadden geen badkamer, zelfs geen waterleiding. We hadden een pomp buiten, waar we ons 's morgens om beurten wasten, ´s zomers en ´s winters. In de winter werd de pomp ingepakt met stro en oude regenjassen, tegen het bevriezen. Het toilet was wel binnen, maar dat was aangesloten op een beerput. Er stond een kan water om door te spoelen. Later kwam er een badhuis, waar je voor 35 cent kon douchen. Daar gingen we soms heen. Maar een bad namen we niet, dat was nóg duurder!
We hadden kokosmatten. Die werden elke week naar buiten gehaald en mijn zus ging daar met de mattenklopper overheen. Zij deed, naast de winkel, ook een aantal huishoudelijke taken. Later kwam pas de stofzuiger. We hadden wel een wasmachine. Die had mijn vader in de oorlog gebouwd van een vat met wat loodwerk en metselwerk. Daar werd een motor onder gehangen, stekker eraan en mijn moeder kreeg hem voor haar verjaardag!
Ik was met 14 eigenlijk al kind áf, eigenlijk al volwassen. Gelukkig kon ik me in de jeugdbeweging uitleven. Ik was bij de verkenners en daar was ik best druk mee. Mijn zus kon goed naaien en die had een uniform voor me gemaakt. De hoed moest wél gekocht worden. Nou, dat was voor ons een kapitaal! Ik heb er veel geleerd: samen werken, sociaal zijn en ook praktische dingen, zoals een slee maken van boomstammen in de winter.’
Voor ‘Een nieuwe tijd! Wederopbouw in de Achterhoek’ vertellen (oud)-inwoners over opgroeien, werken en wonen in de Achterhoek in de periode 1940-1965. Dit verhaal over Thijs Wentink is geschreven door Bernadette Wedding, op basis van een oral history-interview afgenomen door Bernadette Wedding in september 2019. Dit verhaal is geredigeerd door Lisanne Vroomen.
Bernadette Wedding & Lisanne Vroomen, CC-BY