Augustus Johannes Roes (1933), in Megchelen beter bekend als Goes Roes, werd geboren in Gendringen. Hij was het 13e kind uit een gezin van 18. In de oorlog maakte hij mee dat veel van de huizen in zijn buurt verwoest werden. Daarna volgde de wederopbouw.
“Het was volle bak bij ons thuis, mijn ouders hadden 18 kinderen. Om iedereen aan het eten te houden waren mijn ouders dag en nacht in de weer. Ik verbleef vaak bij mijn oom Wilhelmus Gerardus Roes (1880) en tante Gerarda Kapelle (1885) op de boerderij, de Moezeköttel. Oom Willem had veel last van reuma en schreeuwde het soms uit van de pijn. Zij hadden geen kinderen en daarom werd ik ingezet voor veel van het werk op de boerderij.
Ik herinner mij dat ik als knaapje van zeven jaar bij de wei van de buurman stond met mijn vader en de buurman Zij zeiden toen: “Daar komen de Duitsers aan.” Dat waren Duitse soldaten in uniform en op de fiets. Aan het begin van de oorlog dacht men dat het allemaal wel mee zou vallen, pas later in de oorlog werd het beroerder. Tijdens de oorlog hebben we als kinderen altijd genoeg te eten gehad.
Bij ons thuis verbleven vaak gevluchte dwangarbeiders uit ‘Kamp Rees’, ze kwamen onder andere uit Apeldoorn. Mijn broers haalden deze vaak zieke en verzwakte mensen ‘s nachts op. Ze werden verzorgd en dan doorgesluisd, terug naar Apeldoorn. Op een gegeven moment wisten mijn ouders dat ze ergens verraden waren. De Duitse soldaten kwamen huiszoekingen doen. Ze vonden niets, gelukkig. Ook de goederen waar ze naar op zoek waren, hebben ze nooit gevonden. Dat kwam omdat ze er met hun kont bovenop zaten. We hadden namelijk een oude tafel waarin een music-box had gezeten, een zogenaamde Derby. Daar zat alles in verstopt. Tegen het einde van de oorlog waren de Duitse soldaten overal.
Bij mijn oom en tante in de Moezeköttel waren Duitse soldaten gelegerd. Toen de bevrijding eraan kwam schoten ze vanuit het erf van deze boerderij richting Schloss Hueth, gelegen op Duits grondgebied en mogelijk op de bevrijders. Wij zaten achter een muur op de deel verscholen toen het hele voorhuis werd vernield door een voltreffer. De hele nacht ging het schieten door en in de ochtend vonden mijn oom en tante het goed dat ik naar huis ging. Door de weilanden ging ik op weg, maar verderop was er heftig granaatvuur. Daarom heb ik een lange tijd in een greppel gezeten.
Thuis zaten ze allemaal in de kelder. Het dak werd op een gegeven moment getroffen door een granaat. De beschietingen werden zo heftig dat we moesten uitwijken naar de boerderij van buurman Hans. Ook bij hem hebben wij in de kelder gezeten, samen met vele anderen. Toen de Duitsers kwamen eisten ze dat ik met een witte vlag naar buiten zou komen. Dat deed ik en stond daarbij aan de ingang van de bunker. Ik stond er nog maar net toen er voor mijn ogen een Duitse soldaat werd doodgeschoten. Die werd door anderen naar binnen getrokken en in de bunker op een bank gelegd.
Mijn oom en tante zaten bij buurman Reintjes in huis, die hadden een paar kamers. Dat was noaberplicht, zeiden ze toen. Uiteindelijk werd er een noodwoning gebouwd, dat is de tegenwoordige Moezeköttel. Daar hebben mijn oom en tante vervolgens in gewoond. De oude boerderij is niet herbouwd. In 1953 moest ik verplicht in militaire dienst
Na mijn diensttijd heb ik een aantal jaren als stukadoor gewerkt. Tot een paar agenten mij op het idee brachten bij de politie te solliciteren. Ik ging aan de Velperweg in Arnhem mijn opleiding doen en kwam uiteindelijk in Limburg terecht. Al die jaren daarna heb ik bij de politie gewerkt.
Toen ik enkele jaren geleden een paar foto's van de Moezeköttel aan het maken was, werd ik aangesproken door iemand die zei: “Hé meneer, weet u wel dat hier in dat ding mensen hebben gewoond?" Ik zei toen: "Ja, Hein Bockting, dat weet ik. Ik was er een van.”
Voor ‘Een nieuwe tijd! Wederopbouw in de Achterhoek’ vertellen (oud)-inwoners over opgroeien, werken en wonen in de Achterhoek in de periode 1940-1965. Dit verhaal over de heer Augustus Johannes Roes is geschreven door Kees Huntink, op basis van een oral history interview afgenomen door Gert en Nico Snelting in september 2019.
Gert Snelting & Kees Huntink, CC-BY