Dankzij de kleiwinning en de steenfabrieken was het in de uiterwaarden langs de Waal een drukte van belang. Honderden mannen, vrouwen en kinderen werkten in kleiputten, vervoerden klei, maakten vormelingen, bedienden ovens en vervoerden de stenen. Zij maakten lange dagen op de steenfabrieken, en het werk was loodzwaar. Toch werd er neergekeken op dit ‘steenovenvolk’.
Deze tekst maakt onderdeel uit van de special Verbeelding van de Waal, de Waal als levensader, thema Delfstoffen van de Waal.
In het najaar en de winter delfden mannen en oudere jongens de klei met de schop en brachten dat met kruiwagens naar de steenfabriek. Vanaf circa 1900 gebeurde dat ook wel met excavateurs, grote graafmachines. Ook het transport moderniseerde door de inzet van kipwagentjes op smalspoorlijntjes.
Van april tot september was het vorm- en droogseizoen. Dan werden ook vrouwen en kinderen ingezet die soms meer dan de helft van het aantal arbeiders uitmaakten. Eerst moest de klei met water en soms met zand worden gemengd tot een homogene massa. Dat gebeurde eerst met blote voeten of een spade, later met mengmachines.
De volgende stap was het maken van de vormelingen. De arbeider maakte een bal van klei en wierp die met kracht in een van de zes steenvormen in een vormbak. Later werden ook hier machines bij ingezet.
De vormelingen werden door grotere jongens op ‘banen’ gezet, lange met zand bestrooide stukken terrein voor een eerste droging. Na enkele dagen zetten jongere jongens en meisjes deze stenen op hun kant, om ze verder te laten drogen. Weer enkele dagen later stapelden oudere meisjes en vrouwen de stenen op in haaghutten, open loodsen met een afdak, maar zonder zijwanden. Bij regen dekten vrouwen en kinderen de haaghutten af met rietmatten. Als de stenen helemaal gedroogd waren, konden ze naar de ovens.
Kinderarbeid was cruciaal in de steenfabrieken. Geen wonder dat steenfabrikanten tot de grootste tegenstanders behoorden van het in 1874 aangenomen ‘Kinderwetje van Van Houten’. Kinderarbeid onder de twaalf jaar was voortaan officieel verboden. Het kinderwetje bleef echter nog 25 jaar een dode letter, totdat in 1900 de leerplicht voor kinderen tot twaalf jaar werd ingevoerd.
Ondanks hun harde werk werd er op het ‘steenovenvolk’ neergekeken. De arbeiders waren vaak ongeschoold en een deel van het jaar werkloos. Ze leefden eerst in loodsen dicht bij de steenfabriek. Later ging de fabrieksdirecteur er toe over om arbeidershuisjes te laten bouwen. Die woningen waren eerst nog erg klein en bestonden vaak maar uit één kamer. Dankzij de woningwet van 1901 konden de fabrikanten worden gedwongen de woningen te vergroten en te verbeteren. Later werden ook in de dorpen en steden arbeiderswoningen gebouwd. Nog tot ver in de twintigste eeuw bleven er buurtjes bestaan met vooral arbeiders van steenfabrieken.
Vervolg: Zandwinning bij de Waal
Overland, in opdracht van De Bastei, Nijmegen, CC-BY-SA
Verbeelding van de Waal
Industrie
Werk
1800-1900
Berg en Dal
Rijk van Nijmegen