"En maakte mijn moeder een paar daar van te voren voor een brood deeg. Voor een krentenbrood en een witbrood. En dan moest ik het naar het dorp naar Thé Fleuren brengen, dat was de bakker. Dus die bakte daar brood van een krentenbrood en een witbrood. Maar ik moest die ook altijd weer ophalen, met de fiets. Tegenwoordig hebben ze allemaal auto's, maar dat had je toen niet. Dat waren zulke broden, bijna een meter lang. En die moesten dan achter op de fiets. Maar ik moest natuurlijk oppassen dat die niet braken, want als die braken dan durfde ik niet meer naar huis natuurlijk. Mijn vader had een plank gemaakt, die had ik op de bagagedrager liggen, vastgemaakt met een touw, daarop die twee broden. En dan te voet naar huis uit angst dat er een zou breken want dan was Groesbeek te klein."
Dit verhaal is onderdeel van de tentoonstelling 'Gelderse verhalen op reis'. De tentoonstelling is ontwikkeld naar een idee van Charlotte Reijngoudt-Giesbers, voorheen streektaalfunctionaris bij Gelders Erfgoed en is mogelijk gemaakt dankzij de bijdragen van de Provincie Gelderland, het Prins Bernhard Cultuurfonds en de medewerking van vele dialectsprekers in Gelderland.
Streektaal
Volkscultuur
1900-1950
Berg en Dal
Volkscultuur
Rijk van Nijmegen