Aafje Ippel vertelt hoe ze al bijna 40 jaar de kleding verzorgt voor grote amateur-theaterproducties in het Rivierengebied.
“Als kind woonde ik in een arbeiderswijk in Dordrecht aan de oever van de rivier. We speelden veel buiten maar ik hield ook van lezen, tekenen en vooral van naaien op de machine van mijn moeder. Op mijn zeventiende ging ik naar Amsterdam om te gaan werken in de zorg. Ik trouwde jong, we kregen kinderen en we trokken naar Zoelen en daarna naar Tiel, omdat mijn echtgenoot Thedingsweerd wilde doen. Ik volgde later de textielopleiding Detex en een opleiding theaterkleding.”
“Eind jaren 80 gingen mijn kinderen naar de Vrije School. Als ouders organiseerden we daar een Lodewijk XIV-feest en ik kleedde iedereen aan. Michel Lafaille, één van de ouders, vroeg mij daarna voor een Stallure-voorstelling. Dat was gelijk een groot stuk met heel veel volwassenen en kinderen. Daarna volgden nog enkele grote producties zoals Het Danslokaal, wat ik een heel mooie voorstelling vond. Het speelde in de jaren 50 en was helemaal in zwart-wit. Gerard Evers was er ook vanaf het begin bij en Loekie Wieringa, die later het vertellerscollectief oRare had en waarvoor ik ook mensen kleedde. John van Buren maakte altijd de muziek.”
Aafje gaat terug in haar herinneringen en er volgt een hele rits aan theaterproducties die ze gekleed heeft voor Stichting De blauwe Tulp uit Culemborg onder regie van Ton Calis en Monique de Roy van Zuijdewijn. Ook verzorgde ze kleding van voorstellingen van toneelgroep Elkerlyc, het Buren Toen Theater, Toneelgroep de Hucht in Rhenen, ‘Klei’ en ‘Natland’, grote producties onder regie van Gerard Evers, en nog veel meer. Totaal tussen de 50 en 100 producties.
“Met een grote voorstelling ben ik wel een jaar bezig. Langzamerhand ontstaat een beeld en op een gegeven moment krijgt de kleding vorm. Het hoeft niet mooi te zijn, maar het moet precies kloppen. Zodra ik weet wat het moet worden, staat mijn hoofd naar die stijl kleding. Dan ga ik zoeken wat daarbij past, maken en vermaken. Wat ik niet heb, zoek ik op rommelmarkten en in tweedehandswinkels. Ook de juiste stof is belangrijk voor het beeld. Een monnikspij moet je bijvoorbeeld van dikke wollen stof maken.”
“Jules Schelvis, schrijver van ‘Binnen de poorten’, was al een oude man toen we zijn verhaal speelden. Ik kende hem nog niet. We zaten in Opus 5, de eerste scène was het huwelijk van Jules, een mooie Joodse scène. Ze trouwden in het begin begin van de oorlog. Ik zit in de zaal te kijken en ik hoor achter me een onderdrukte snik. Ik kijk achterom en ik zie een oude man zitten. Hij zegt: "Ja, zo was het." Dat vond ik zo mooi! Dat is waar je het voor doet. Het is niet altijd duidelijk hoe een regisseur het ziet. Dan bedenk ik het zelf en het is een mooie beloning als hij zegt dat het precies zo is als hij het voor zich zag.”
“In deze regio gebeurt veel op het gebied van amateurtheater en op een heel hoog niveau. Het is niet meer zoals vroeger, toen wij de Agnietenhof de hele vakantie mochten gebruiken. Maar ik merk altijd: als je iets begint en enthousiast bent, dan lukt het gewoon. Er zijn mensen die altijd meedoen en een stuk kunnen dragen. Ook nieuwe mensen krijgen een kans. Soms blijken dat talenten die later in het theater doorgaan.”
“Die toneelkleding is mijn leven. Ik had ook een baan om geld te verdienen, maar dit is qua werk minstens even groot. Urenlang naaien vind ik heel fijn. En het contact met de mensen. Dingen klaarhangen en als het dan staat en mensen voelen zich er prettig in, is dat heel leuk. Maar het uiteindelijke doel is die voorstelling, dat mooie plaatje. Ik zeg altijd dat ik een bewegend schilderij maak."
"Als ik aan een project werk - soms gaat het om 200 à 300 kostuums - heb ik geen tijd voor andere dingen. Het is een uitdaging om alles op tijd af te krijgen. Vaak wordt er op het laatst nog van alles veranderd en wordt het een race tegen de klok. Dat levert wel eens frictie op met vrienden, omdat ik geen aandacht voor ze heb, maar mijn man Donald steunt mij altijd.
Het budget is altijd een lastig ding. Ik weet tevoren niet wat nodig is. Gelukkig zorgt Donald ervoor dat we er niet bij inschieten.
Ik vind het heel leuk werk en ik ben blij dat ik het mag doen. Zolang ze mij vragen, ga ik hiermee door. Mezelf aanmelden zal ik niet snel doen. Maar als ik word gevraagd, dan denk ik: ‘Joepie, we gaan weer!’”
Anneke van der Heijden, Regionaal Archief Rivierenland, CC-BY-SA
Sprekende Herinneringen
Kunst en cultuur
1950-2000
2000-nu
Culemborg
Archieven
Rivierengebied