Het leven van een arbeidersgezin in de jaren vijftig

Een jongensleven in Hurwenen (deel 1/3)

In het dorp Hurwenen werd in april 1942 Rien van Schutterhoef geboren. Hij was de oudste van wat later een arbeidersgezin met drie kinderen werd. Rien groeide op in de jaren veertig en vijftig op het platteland. In zijn jeugd was er in Hurwenen veel middenstand: meerdere bakkers, kruideniers en kroegen, een postkantoor, fietsenmaker en school, enzovoorts. Nu is er alleen nog een voetbalvereniging met twee velden, een dorpshuis en een café-restaurant aan de Waal. De katholieke en protestante kerken staan er nog, maar hebben geen religieuze bestemming meer. Er veranderde en verdween de afgelopen decennia dus veel. Hoe zag het leven van een jonge jongen in de jaren vijftig er uit?

Het gezin op de Perswei

“Ik was de oudste. Mijn broer was vier jaar jonger en mijn zuster zeven jaar. M'n vader werkte op de steenfabriek: dat was geen vetpot. We woonden in huisjes van de steenfabriek, die speciaal voor arbeiders van de fabriek waren gebouwd: de Perswei. De huisjes staan er nog, aan de dijk. Dat was ons speelterrein. Ik weet nog dat ik een karretje had waarmee we van de dijk afreden. Ik had dat karretje zelf gemaakt, ook de stuurinrichting. Als je naar links stuurde, dan ging je rechtsaf, dus dat was altijd hilariteit als vriendjes kwamen spelen. Mag ik op jouw kar? Ja! Ze kwamen geheid halverwege de stoep in de berm terecht."

Moeder de vrouw

"Mijn moeder was een gewone huisvrouw. Eten koken, sokken stoppen en de was. Ze zorgde dat je schone kleren had. Maar ze kon ook naaien. Kleren die stuk waren, maakte ze op de naaimachine. Mijn moeder had altijd wel wat te doen. Koken deed ze op een petroliestel. En wat denk je van de was doen? Ze had daarvoor een grote wasteil, waarin de was met de hand werd wassen. Maandag was het wasdag. 's Zondagsmiddags en 's zondagsavonds werd die was gekookt in een grote bak. Dan stonk het halve huis."

Eten van eigen land

"Mijn vader zorgde dat er steeds brood op de plank was. Wij hadden zelf een eigen landje, van de steenfabriek, waar we een en ander op verbouwden. Op éénderde van het land werden altijd aardappels geteeld. Op de rest waren er boontjes, snijboontjes, boerenkool, savooiekool, spruiten, en dergelijke. We aten dus grotendeels van ons eigen landje. Iedereen die op de steenfabriek werkte, had zo'n landje. Het was niet groot, ik gok zo'n 6 bij 15 meter. Daar kon je genoeg op telen. Soms gingen we er onkruid schoffelen of spaaien (spitten). Dan moest je er de mest onder brengen, wat ook zwaar werk is. Elke keer een beetje mest, dan omspaaien, dan weer een beetje mest, en zo door tot alles gedaan was."

Een varkensblaas als voetbal

"We hadden ook een varken. De varkenmest werd in het najaar of in het voorjaar op het land gebruikt voor bemesting. Voor het varken moest ik aardappeltjes zoeken, en bieten. Die aten wij ook wel, maar het varken vrat meer. Ons varken werd geslacht door Tinus Vals, ofwel Tinus de kapper. Die kwam aan huis. We vroegen hem na het slachten naar de blaas; daar kon je een voetbal van maken. Als die blaas leeg was, pompte je hem op, je deed er een deken over om te drogen, dan had je een voetbal. Maar de slager haalde dan een grapje met ons uit. Je kreeg die blaas alleen als je het varken z'n kont kuste. Als het ontdaan was van de haren, dan moest je z'n kont kussen.”

Eieren zoeken

"Daarnaast gingen we soms vogelnesten uithalen. Waar nesten waren, gingen we heen. Een kraaiennest, een duivennest, een eksternest. Een grote muts op en dan de boom in. Die muts moest op, want daar moesten de eieren in, anders kon je ze niet meenemen naar beneden. Daarna moesten we kijken of ze niet vuil waren. Daarvoor werden ze in het water gelegd. Als het ei bleef drijven, dan kon je ze gebruiken. Als ze te lang bebroed waren, dan waren ze vuil, dan zonk dat ei. Als we een stuk of zes, zeven eieren hadden, van een spreeuw, een kraai of van een ekster, dan konden we die eieren bakken en opeten."

Konijnen voor vlees en geld

"Achter het huis stonden eveneens konijnenhokken. Die had mijn vader gebouwd. Ik moest ze 's zaterdags uitmesten en schoonmaken. Ik kreeg meer van dit soort taakjes. Als er haver was op het land, moest ik haver gaan zoeken, als er aardappeltjes gerooid waren, moest ik achter de rooiers aan om kleine aardappeltjes te zoeken voor de konijnen. Die werden gebruikt voor de zondagse maaltijd, voor het vlees. Mijn vader slachtte en bakte dat konijn. Ik vond dat wel eng. Ik mocht de huid wegbrengen, die geld waard was. Ik ging naar iemand die de huid kocht, Manus de Klepper noemden we die. Je kreeg er, denk ik, toentertijd vijftien cent voor. Als ik het konijnenvel bracht, gaf hij me altijd op mijn kop, want mijn vader vond het niet nodig om de kop eraf te halen. Dat vond Manus niet fijn, want die kop kon niet gedroogd worden. Die moest hij eraf snijden. ‘Je krijgt de volgende keer vijf cent minder’, zei hij, 'dus zorg maar dat je vader die kop eraf snijdt, want anders heb ik er weer extra werk aan.’"

Helpen met hooien

Mijn vader zorgde er voor dat ik ook een klein beetje geld verdiende met hooien. Niet voor mijzelf, maar voor de huishoudportemonnaie. Daar kreeg je eten voor. Aan de Waaldijk, net tussen bakker Neet en de steenfabriek in, stond buitendijks een grote hooiberg. Mijn vader hielp die boer met hooien. Dan moest ik ook helpen. Onder het schuine gedeelte van het dak kruipen om daar hooi aan te trappen, zodat er  meer hooi op de zolder kon. Dan kwam er weer zo'n steek hooi aan en moest ik die met een tweetander naar de hoek brengen en aanstampen.”

Lees hier deel 2


Rechten

Hans ter Heege, 2024, Regionaal Archief Rivierenland, CC-BY-SA

  • Sprekende Herinneringen

  • Streekgeschiedenis

  • 1950-2000

  • Zaltbommel

  • Rivierengebied

Relevante links

Verwante verhalen

Lees meer

Contactgegevens

Erfgoed Gelderland
Team mijnGelderland
Westervoortsedijk 67-D
6827 AT Arnhem

info@mijngelderland.nl

Inschrijven nieuwsbrief

mijnGelderland Sociale media

erfgoed gelderland

Contactgegevens

Erfgoed Gelderland
Team mijnGelderland
Westervoortsedijk 67-D
6827 AT Arnhem

E info@mijngelderland.nl