Riens vader werkte eerst op de steenfabriek in Hurwenen, maar door een ongeval werd hij gedwongen een andere baan te zoeken. Hij werd melkboer in het dorp Hurwenen, dat naast het dorp ook veel 'veld' had. Ook daar kwam Rien's vader als melkboer. Zo werd deze een kleine zelfstandige op het platteland.
"Toen mijn vader nog op de steenfabriek werkte kreeg hij een motorongeluk. Daar hield hij een kapotte knie aan over. Hij kon niet meer terug naar de fabriek. Er was in die tijd een melkboer uit Rossum, Henk de Leeuw, die ook in Hurwenen ventte. Soms hielp ik De Leeuw op zaterdag. Maar die stopte met venten in Hurwenen en dacht: ‘Dan moet ik iemand voor Hurwenen hebben.’ Hij heeft mijn vader gevraagd."
"De wijk besloeg het hele Veld, tot en met Geenweide, tot aan de Meiweg. In 't Veld ventte mijn vader alleen 's woensdags en 's zaterdags. Die klanten hadden dan alleen maar pap nodig, gele vla en bruine vla, want ze hadden zelf koeien. Onze melk kwam van de melkfabriek, ik geloof De Bommelerwaard, of uit Heusden. Losse melk in bussen, maar je had ook yoghurt en vla. Gele vla, bruine vla, gortepap, bloempap. We hadden er ook kaas bij en allerlei soorten blikjes, met worst en Smac en dergelijke. We hadden geen winkel, maar stiekem verkochten we ook wel aan huis. Alles werd uitgevent, maar er kwamen ook wel mensen achterom, of bij de deur, om een pond kaas ofzo."
"Er werd zes dagen in de week gevent. Mijn vader had een Fiat-bus, met een achterdeur en een zijdeur. Achterin stond een roestvrijstalen tank van 200 liter met een pompsysteem. Je kon elke keer een hendel overhalen. Dan moest de hendel op een bepaalde manier staan en dan liep de melk in een vat. Zette je de hendel om, dan liep het er uit, de kan in. Als je dan drie liter melk moest hebben, moest je de hendel zes keer omzetten. Een halve liter per keer. Gortepap, bloempap of chocomelk of vla waren luxeproducten. Net als bruine vla en gele vla, en de slagroom. Als het druk was, moest je tussendoor nog een keer naar huis, om de wagen weer bij te laden. Bijvoorbeeld op zaterdag, of voor de kerst."
"Op zaterdag moest ik dus altijd meehelpen. Die roestvrijstalen tank moest gevuld worden met de bussen melk van de fabriek. Die werden er boven in gekieperd, wat ik samen met mijn vader deed. Dat woog meer dan 45 kilo, plus het gewicht van de bus er nog bij. Een zwaar klusje dus. Maar dan schepte je er eerst een paar liter uit voor die bus opgetild werd. 's Zondagsmorgens deed mijn vader de administratie. Het werd voor het grootste deel opgeschreven in een boekje, waar mijn vader de getallen netjes onder mekaar schreef en dan berekende wat de klanten moesten betalen. Voor hoeveel geld ze gekocht hadden en hoeveel lege flessen er retour waren gekomen. 's Maandags was het met de klanten afrekenen Dat was altijd een drukke dag. Vaak kwamen die vrouwkes dan met een stuk of wat lege flessen aan, want die bewaarden ze de rest van de week. Op een maandag kreeg mijn vader dus een heleboel lege flessen mee, die we ook weer terug moesten leveren aan de fabriek.”
Hans ter Heege, 2024, Regionaal Archief Rivierenland, CC-BY-SA
Sprekende Herinneringen
Streekgeschiedenis
1950-2000
Zaltbommel
Rivierengebied