Tot ver in de achttiende eeuw is de ‘slavenhandel’ in Azië onder de VOC omvangrijker dan in Suriname en de Cariben. Niet alleen de VOC, maar ook Aziatische en Europese compagniesdienaren bezitten tot slaafgemaakten.(1) Een van deze VOC-ambtenaren is de Gelderse Lubbert Jan van Eck, baron van Overbeek (1719-1765), afkomstig uit Velp. Als gouverneur van het eiland Ceylon, het huidige Sri Lanka, is Van Eck vooral bekend vanwege zijn optreden tegen het koninkrijk Kandy. Minder bekend is zijn betrokkenheid bij slavernij. Uit zijn testament, opgetekend in 1759, blijkt dat Van Eck 43 personen tot zijn persoonlijk bezit rekent.(2)
Van Eck woont en werkt in Colombo, een havenstad in het zuidwesten van Ceylon. Deze stad bestond aan het einde van de zeventiende eeuw voor meer dan de helft uit tot slaafgemaakte mensen. De VOC importeert mensen vanuit Zuid(-Oost) Azië en de oostkust van Afrika. Ze worden hier nodig geacht om het land te bewerken en verrichten zwaar werk voor de VOC. Ook zijn er veel slaafgemaakten in huishoudens. Het aantal slaafgemaakten in een huishouden hangt af van inkomen en status van de eigenaar, maar vaak geldt: hoe hoger de rang, hoe meer 'lijfeigenen'.(3)
Kunnen we meer te weten komen over de 43 ‘Slaaven’ die bij Van Eck geregistreerd staan? Veel van hen zijn vernoemd naar klassieke en Bijbelse figuren. Namen zoals Achilles, Mozes, April en Merkurius geven echter weinig weg over de herkomst van deze mensen. Geografische namen vormen een aanwijzing, maar zijn verraderlijk. Zo verwijst ‘Fortuin Javaan’ mogelijk naar een afkomst uit de Indonesische Archipel. Toch zegt dit weinig over de etniciteit of afkomst, omdat slaafgemaakten vaak worden hernoemd als ze veranderen van eigenaar. Het hernoemen van tot slaafgemaakten kan een strategie zijn om familie- en culturele banden te doorbreken. Opvallend is dat een aantal tot slaafgemaakten onder Van Eck hun Aziatische naam konden behouden, zoals Malati, Slamat en Sabar. Ook is het opvallend dat zij familiebanden mogen aangaan: eventuele huwelijken tussen slaafgemaakten en geboren kinderen worden bij Van Eck ook als zodanig geregistreerd.
Waarschijnlijk werken de tot slaafgemaakten voornamelijk in het huishouden. Daarnaast kunnen ze worden 'uitgehuurd' aan de VOC, om bijvoorbeeld sjouwwerk te verrichten in de haven. Het geld dat ze hiermee verdienen - het zogenaamde "koelie-geld" - gaat meestal niet naar degene die het werk uitvoert, maar naar de eigenaar. Het bezitten van slaven in Colombo was dus niet zomaar een statussymbool: het was een manier om extra inkomen te genereren.(4)
Er zijn verschillende manieren voor zogeheten lijfeigenen in Colombo om vrijheid te verkrijgen. Sommige tot slaafgemaakten kopen zichzelf vrij door extra geld te verdienen met “koelij diensten” of worden ondersteund door familie en vrienden. Soms worden ze ook vrijgelaten door hun eigenaar als ‘beloning’ voor jarenlange trouwe dienst.(5)
Vlak voor zijn vertrek naar het koninkrijk Kandy in 1764 bepaalt Van Eck welke van zijn 'lijf eigene' 'in vrijheid sulle moeten werde gestelt Zoo ik niet mogte retourneeren'.(6) Opvallend is dat de meeste van de vrijgelatenen onderdeel zijn van een familie, zoals 'Achilles met zijn vrouw Rose, en haar kint of kinderen' en 'Muskettier en zijn soon Snaphaan'.(7) Elke familie krijgt een bedrag van 150 rijksdaalders. Hiermee kunnen zij wellicht een stukje land kopen om in eigen onderhoud te voorzien. Aan Vinsent, Barka, Antoni en Albertina schenkt Van Eck elk 75 rijksdaalders.(8) Zij zijn geen familie, en het blijft onduidelijk waarom zij wel vrijheid verkrijgen, en anderen niet.
We weten weinig over het leven van deze individuen na vrijlating. Eén aanwijzing vormt 'Musquettier', die zijn naam direct na vrijlating verandert naar 'Jan Alexander', 'libertijn'.(9) Hij is mogelijk degene die later onder de naam 'vrijeling Alexander Jansz' de tot slaafgemaakte Februarij koopt voor 105 rijksdaalders. Wat is de relatie tussen deze twee personen? Om meer te weten te komen over Februarij en Musquettier, zullen we nog verder de Ceylonese archieven in moeten duiken.
Vaak worden tot slaafgemaakten op Ceylon per testament doorgegeven aan de erfgenamen.(10) Aangezien Van Eck geen vrouw of kinderen heeft en alle naaste familieleden in de Republiek wonen, worden de individuen die als zijn slaven geregistreerd staan publiekelijk verkocht, vooral aan lage VOC-ambtenaren. Zo verkopen van Ecks testamentaire executeurs de 'slave jonge' Raesis, aan de heer Wits voor 71 rijksdaalders. De 'slave jonge' Lawan wordt aan de priester Abraham Fabrisius verkocht voor 255 rijksdaalders. In totaal levert de 'publieke vendue' ruim duizend rijksdaalders op.(11) De opbrengst wordt opgenomen in de erfenis en gaat naar Van Ecks (half-)broers- en zussen. Waarvan de voornaamste Jacob Willem van Eck (1727-1789) enkele jaren later landgoed Overbeek in Velp groots laat verbouwen.
Emma Hooghwinkel schreef dit verhaal in het kader van haar onderzoeksstage bij Erfgoed Gelderland.
Geïnteresseerd in meer verhalen over het slavernijverleden van Gelderland, Nederland of de wereld? Kijk dan vooral op de website van Mapping Slavery.
Bronnen en verder lezen:
Emma Hooghwinkel, CC-BY
Sporen van slavernijverleden
Oost - West
1700-1800
Rheden
Arnhem e.o.