Goedhart, Bloemenperk, Boomblad, en Rook: het is een greep uit de achternamen die zijn gegeven aan de slaafgemaakte personen die gebonden waren aan plantage Zorgvliet. Op deze koffieplantage in het gebied Beneden Commewijne in Suriname leefden in 1863 ongeveer 77 mensen.(1) In dat jaar werd de slavernij afgeschaft. Terwijl vele voormalig slaafgemaakten nog tien jaar door moesten werken onder het staatstoezicht, kregen de vijftien aandeelhouders van plantage Zorgvliet een bedrag uitgekeerd ter compensatie van hun verlies van menselijk bezit. Van de vijftien aandeelhouders kwamen er twee uit de Gelderse stad Wageningen: Carolina Henriëtte Maria Johanna van Daalen en haar jongere zus Anna Maria Adriana van Daalen. (2) Het contrast tussen de levens van deze twee Wageningse medeaandeelhouders en de mensen die zij tot 1863 in hun bezit hadden was groot.
De dagen op de koffieplantage waren lang. Het werk van tot slaafgemaakte mensen bestond onder andere uit het planten van bomen, het plukken, drogen en stampen van koffiebessen en het verpakken van de koffiebonen in vaten. Dit betekende dat slaafgemaakte personen op plantage Zorgvliet werkdagen van wel vijftien uur lang moesten maken. Op koffieplantages werden, naast koffie, ook bananenbomen en ‘koffiemama’s’ verbouwd. De schaduw die de deze bomen gaven was noodzakelijk om de koffiebomen te laten groeien. Dit zorgde ervoor dat slaafgemaakten op het land, anders dan op bijvoorbeeld suikerplantages of katoenplantages, relatief meer in de schaduw konden werken.(3)
Hoe is het na emancipatie met de slaafgemaakte mensen op plantage Zorgvliet vergaan? Van de ongeveer 21 families die hier rond 1863 hebben geleefd zijn er een aantal terug te traceren naar Paramaribo, maar er zijn ook voormalig slaafgemaakten terug te vinden in andere gebieden in Suriname.(4) Van bijvoorbeeld de familie Krommie, bestaande uit moeder Maria, peetvader Petrus, en kinderen Rozetta, Ferdinand en Ernstina Krommie, is bekend dat zij na het staatstoezicht in Paramaribo zijn gehuwd en zijn overleden.(5) Veel voormalig slaafgemaakten en hun nakomelingen zijn in de Volkstelling van 1921 geregistreerd als arbeider. Zij werden bijvoorbeeld landbouwers, wasvrouwen, of houtdelvers. Hier is de doorwerking van de slavernij zichtbaar: de voormalig slaafgemaakte personen van plantage Zorgvliet konden zich niet zomaar opwerken tot hogere functies. De diepe ongelijkheid van de slavernij drukt(e) haar stempel op hun toekomst.
De zussen Carolina Henriëtte Maria Johanna en Anna Maria Adriana van Daalen leefden een ander leven in de hoogste sociale kringen van Gelderland. Financiële zorgen waren er niet. Beide zussen hadden een aandeel van 15/360 in plantage Zorgvliet. Daarvoor ontvingen zij in 1863 ieder 987,5 gulden, voor die tijd een groot bedrag.(6) Daarnaast was de vader van Carolina en Anna, mr. Hermanus Bernardus van Daalen, een rijk en vooraanstaand man in Wageningen.(7) Hij was notaris, stadssecretaris, en viceburgemeester.(8) Ook was hij kerkvoogd, lid van de Schutterij en medeoprichter van de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen.(9) Tot slot was hij één van de oprichters van de tabaksfabriek in Wageningen.(10) Door zijn (tweede) huwelijk met Jeanne Emilie Wilhelmine Phaff, een dochter uit de militaire familie die de plantage bezat, kreeg hij een band met Suriname.(11)
H.B. van Daalen bezat verschillende panden in de Wageningse binnenstad.(12) In het huidige Wageningen zijn de panden te lokaliseren op Hoogstraat 52 en 54 en Heerenstraat 37, 39 en 41. In deze grote en statige panden zijn Carolina en Anna opgegroeid. Er zijn geen aanwijzingen dat Carolina en Anna ooit met hun familie naar Suriname zijn afgereisd.
Vanwege zijn functie als notaris komt Hermanus Bernardus van Daalen veelvuldig voor in de Wageningse archieven. Zo legaliseerde hij de vrijheidsakte van Andries Lau, bediende van dominee Conrad Schwiers en zijn vrouw Mary Stafford, die woonden in het Bassecour in de Wageningse binnenstad.(13) Enerzijds was H.B. van Daalen dus betrokken bij de vrijheid van een voormalig slaafgemaakt persoon. Anderzijds bracht zijn tweede vrouw een aandeel in een Surinaamse plantage mee in het huwelijk en werd dit aandeel doorgegeven aan zijn dochters.
Anna Maria Adriana van Daalen huwde in 1848 met Pieter Poel, een houtkoopman.(14) Hij overleed in 1866 in Wageningen.(15) Tussen 1871 en 1876 verhuisde Anna met haar familie, waaronder haar dochter Henriëtte Carolina Maria Johanna Poel en zus Carolina, naar Delft.(16) Anna overleed daar in 1873.(17) Carolina bleef ongetrouwd en overleed in 1883 in Delft.(18)
Dochter Henriëtte Carolina Maria Johanna Poel trouwde in 1877 in Delft met Johannes Petrus van Velthuysen, lieutenant in het Oost-Indisch leger. Het paar verhuisde naar Java in Nederlands-Indië.(19) Niet alleen had de familie van Daalen banden met Nederlands West-Indië: door dit huwelijk werd deze Wageningse familie ook actief in het kolonialisme in Oost-Indië.
Deze serie sporen over ‘gecompenseerden’ uit Gelderland is tot stand gekomen dankzij een samenwerking met de opleiding Geschiedenis van de Radboud Universiteit. Lees ook het andere Spoor van Inge de Vries over 'gecompenseerden' uit Wageningen.
Geïnteresseerd in meer verhalen over het slavernijverleden van Gelderland, Nederland of de wereld? Kijk dan vooral op de website van Mapping Slavery.
Bronnen en verder lezen:
Inge de Vries, CC-BY
Sporen van slavernijverleden
Oost - West
1800-1900
Wageningen
Arnhem e.o.