Begin negentiende eeuw woonden op landgoed De Groote Haar of Huis Eschede in Gorssel Jan Frederik Klein uit Amsterdam, Anna Wilhelmina Fennema uit Nieuwe Schans en hun drie kinderen. (1) Klein was rentenier. Waarvan hij precies rente trok, is nog niet helemaal duidelijk, maar hij zal zeker profijt hebben gehad van de plantages die zijn vader en opa in Suriname hadden verworven en die daarmee dus eigenaar waren van de mensen de plantages bewerkten, met andere woorden: zijn voorvaders waren slavenhouders.
De koloniale betrokkenheid begon met opa Jan Martinus, die als gereformeerd predikant van Duitsland naar Suriname toog en daar vier plantages verwierf: Kleinhausen, Kleinsverwachting, Kleinsvreugd en Kortevreugd. Zijn vader en diens broers en zusters werden vervolgens allen in Suriname geboren. En dan was er oudoom Johannes Klein, de broer van opa Jan Martinus. Hij kwam in bezit van de plantages Kleinslust en Klein Lunenburg. En er was nog een zoon van oudtante Anna Maria, die eveneens plantagehouder werd.
De vader van Jan Frederik Klein, Nicolaas Martinus Klein, bleef niet in Suriname. Hij huwde in 1764 te Amsterdam met Maria Catharina Huysten van Hoesem uit Heusden en ging later met haar in Harderwijk wonen. Suriname ‘trok aan de familie’, want hoewel zoon Jan Frederik in Harderwijk bleef, vertrokken zijn beide broers, Wilhelm en Samuel Martinus, naar Suriname. Zijn zuster Agatha Sara – zij bleef eveneens in Nederland – werd eigenaar van plantage Klein Lunenburg, terwijl broer Samuel Martinus daar ter plaatse directeur was. Een andere zuster ging overigens naar Batavia. Er kwamen hypotheken op de plantages, maar over het reilen en zeilen ervan is digitaal nog niet veel informatie beschikbaar.
Bewaard is wel een prachtig geslepen drinkglas, een zogenaamd gelegenheidsglas uit 1764 van Simon Jacob Sang uit Amsterdam, waarop de plantage Kleinslust te zien is, met de rijen koffieplanten, de mensen die er werken en de directeurswoning. Kreeg Johannes dit glas omdat hij dat jaar getuige was bij de bruiloft van zijn neef Nicolaas Martinus in Amsterdam? Zoals Jochem van Eijsden oppert bij de beschrijving van het glas bij Sleutelwerken van Gelderland? Dat is heel goed mogelijk.
De vraag is waar het daarna heeft gestaan – Johannes stierf al in 1768. Was dat bij zijn weduwe, de Surinaamse Carolina Aletta Pijl op Het Oude Koningshuys te Sassenheim, waar ze met haar nieuwe echtgenote woonde, Johan Jacobus Bosé, de latere eigenaar van Kleinslust en Klein Lunenburg?(2) Of bleef het glas in de familie en stond het in de eetkamer van Huis Eschede of Groote Haar in Gorssel? Frederik Hendrik Klein werd tweemaal weduwnaar, zelf overleed hij in 1832 te Velp, maar zijn derde vrouw bleef in Gorssel wonen, en naar het lijkt een aantal van de kinderen van Frederik Hendrik. Het huis Eschede of Groote Haar (3) bleef in ieder geval met of zonder glas tot ver in de negentiende eeuw in bezit van de familie Klein.
Bronnen en verder lezen:
Ineke Mok, 2022, CC-BY-NC