Afrikaanse bewoners van het Koloniaal Werfdepot in Harderwijk

Sporen van slavernij in Harderwijk - deel 4

Harderwijk staat bekend om de visserij, de Hanze en de universiteit. Minder besef is er over de connecties met koloniale slavernij. Deze serie sporen laat zien hoe een paar protestantse families met koloniaal-militaire achtergrond hun stempel op de stad drukten. De relatief kleine stad aan de Zuiderzee stond in de achttiende en negentiende eeuw in verbinding met Suriname, Nederlands-Indië en St. George d’Elmina in hedendaags Ghana. Dat brengt directe en indirecte sporen van slavernij mee. In vier delen gaan we in op Jan Bavius de Vries en de Friesegracht, het Burgemeestershuis aan de Vismarkt, de vestiging van het koloniaal werfdepot en sommige Afrikaanse bewoners ervan.

Cobbina Jaboi

Om vroegtijdig of na hun diensttijd ontslag te nemen uit het Nederlandse leger moeten alle soldaten zich tot 1888 melden bij het Koloniaal Werfdepot in Harderwijk.(1) Gewonde soldaten worden soms gedwongen ontslagen uit het leger. Dat is wellicht het geval bij Cobbina Jaboi. Hij is met negentien jaar de jongste van de achttien Afrikanen die tussen 1843 en 1906 te Harderwijk overlijden en met naam gemeld staan in het bevolkingsregister. Soms komt een overlijdensbericht in een lokale krant. Een groot deel van de drieduizend Afrikaanse soldaten verblijft in Harderwijk totdat het volgende schip terugkeert richting Elmina. De duur van hun verblijf varieert.(2)

Louis Carré en Dirk van Es 

Na twintig jaar dienst komen Louis Carré en Dirk van Es in Harderwijk aan. Hun oorspronkelijke namen kennen we niet. Ze wonen er een maand en zijn vooral in de kantine aan het dammen. 'Hun was gelast het kwartier niet te verlaten', meldt een bericht in de Zwolsche Courant van 30 juli 1890. Beide mannen gaan gelijktijdig op 30 mei 1870 aan boord in Elmina. Ze vechten in de langdurige Atjeh oorlogen en verwerven daarmee een medaille. Vanaf 1888 krijgen ze een jaarlijks gagement. Vanuit Harderwijk vertrekken ze samen naar het Koloniaal Militair Invaliden Tehuis Bronbeek. Dirk van Es houdt het daar na een maand voor gezien en keert alsnog terug naar Elmina. Louis Carré, in 1846 in Elmina geboren als kind van Affoesie Jammie en Akusua Abramba, blijft tot zijn dood in 1897 in Bronbeek wonen.(3) 

Opstootje

De Harderwijker Courant uit 1904 meldt een opstootje en beschrijft dat Afrikaanse soldaten, 'zo’n zwarte Jan', mikpunt waren voor straatjongens. Het artikel Een Feuilleton uit de ‘Atjeh-tijd’ verhaalt over treiterende kinderen op de Vischmarkt die Afrikaanse KNIL soldaten uitschelden voor 'koffiedik' en 'duivel', en hen met stenen bekogelen.(4) Een van de mannen wordt razend en pakt een kind vast, dat geen deel uitmaakt van de groep kwajongens. Een Harderwijker visser, de vader van het kind, ziet dit en gaat het gevecht aan. Nadat de politie de mannen uit elkaar haalt, spoelen de Afrikanen hun wonden bij de pomp af.

Kees Pop

De Afrikaanse mannen worden in de Harderwijker Courant niet bij naam genoemd. Soms tekenen de nieuwe rekruten onder hun eigen naam, maar meestal werd hen een naam toegewezen die te begrijpen was voor de Nederlandse officieren. Dat is het geval bij Jan Kooi en Kees Pop, twee Afrikaanse militairen die beiden zijn vereeuwigd tijdens hun periode in Harderwijk. De twee soldaten komen in 26 juli 1882 aan in Nederland op het schip de Celebes. Kees Pop is gewond wanneer Isaac Israëls hem schildert. Onder zijn mitella is een Atjeh-medaille zichtbaar.

Jan Kooi

J.C. Leich vereeuwigt Jan Kooi, die de Militaire Willemsorde draagt. Dit is een opmerkelijke onderscheiding. Jan Kooi verkrijgt zijn Willemsorde doordat hij in 1878 de levens van kapitein Bidum en Luitenant Bijleveld redt door Atjehers te doden. Samen met Korporaal Blik en Fuselier Jaap, beiden ook afkomstig uit Elmina, weet hij bovendien op 26 april 1879 om een aanval van de vijand af te weren op het transport van 25 Europeanen en 65 kettinggangers (dwangarbeiders).(5) Bij aankomst in Nederland wordt Jan Kooi daarom groots onthaald en met lof beschreven in het Overveluwsch Weekblad, met een duidelijke koloniale ondertoon: 'Kooi heeft een gunstig uiterlijk, is uiterst beschaafd en spreekt met de meeste liefde en achting over zijne familie en zijn land. Het Nederlands spreekt hij zuiver.'

Ook kan men bij boekhandelaar J. Wedding, aan de Kerkstraat, het portret van Jan Kooi kopen voor vijftig cent met een beschrijving van 'zijner veelvuldige heldendaden'.(6) Kees Pop en Jan Kooi vertrekken beiden op 3 september 1882 weer naar Elmina. Java Hill is de plek waar veel afgezwaaide soldaten komen te wonen.(7) Jan Kooi komt in Elmina nog een maal terug in de archieven van doopregisters van de Rooms-Katholieke parochie St. Joseph, waar hij peetvader wordt van Grace Maria Plange, dochter van Jacob Plange en Arala Yaniba. Of Jan Kooi zelf nazaten heeft, is niet bekend.(8)

Belanda Itam

Sommige 'Belanda Itam' gaan terug naar Nederlands-Indië om daar een gezin te stichten of plantage-eigenaar te worden. Een enkeling blijft in Harderwijk. In 1906 sterft de laatste in Harderwijk woonachtige Afrikaanse ex-fuselier Ko Bus in het militair tehuis op 67-jarige leeftijd. Bij zijn overlijden is hij, voor zover bekend, kinderloos en ongehuwd.(9)

In Harderwijk zie je vele vormen van koloniaal geweld terug. Slavernij is in zichzelf een staat van oorlog, weten we al van Olaudah Equiano (ongeveer 1745-1797). Hij wordt op tienjarige leeftijd ontvoerd, weet zichzelf later vrij te kopen en werd een bekende, actieve pleiter voor de afschaffing van de slavernij.

Lees deel 1 van deze serie sporen hier, deel 2 hier en deel 3 hier.

Geïnteresseerd in meer verhalen over het slavernijverleden van Gelderland, Nederland of de wereld? Kijk dan vooral op de website van Mapping Slavery

(1) Na 1888 moesten soldaten zich melden in Amsterdam of Rotterdam om ontslagen te worden uit het Oost-Indisch leger. Soldaten moesten dus nog wel altijd langs Nederland.

(2) I. van Kessel, Zwarte Hollanders, 186.

(3) Met dank aan Hans van den Akker voor de informatie voer Van Es en Carré.

(4) Het feit dat de straatjongens ervoor kiezen om in het Javaans te schelden, laat zien hoe ook in taal koloniale verhoudingen terug te zien zijn. Veel woorden die we nu nog altijd kennen, hebben een koloniale oorsprong, zoals piekeren, toko en gladjakker. 

(5) Nationaal Archief, Jan Kooi.

(6) Advertentie uit Overveluwsch Dagblad (9-9-1882), 4.

(7) Nationaal Archief, Kees Pop.

(8) I. van Kessel, Zwarte Hollanders, 199.

(9) H.M. Harzog, Alfabetisch Naamregister van Militairen en oud-militairen van het Oost-Indisch leger. Overleden te Harderwijk (1993).


Rechten

Rune Sassen, Dineke Stam en Else Gootjes , CC-BY-NC

  • Sporen van slavernijverleden

  • Oost - West

  • 1800-1900

  • Harderwijk

  • Veluwe

Relevante links

Verwante verhalen

Lees meer

Contactgegevens

Erfgoed Gelderland
Team mijnGelderland
Westervoortsedijk 67-D
6827 AT Arnhem

info@mijngelderland.nl

Inschrijven nieuwsbrief

mijnGelderland Sociale media

erfgoed gelderland

Contactgegevens

Erfgoed Gelderland
Team mijnGelderland
Westervoortsedijk 67-D
6827 AT Arnhem

E info@mijngelderland.nl