Het verhaal van marinier Louis Bussink uit Doetinchem begint in 1937, als hij op achttien-jarige leeftijd in zijn ouderlijke woning afscheid neemt van zijn ouders en verloofde, Willy. Hij vertrekt met de kruiser ‘Hr. Ms. Java’ en vaart naar de Straat van Gibraltar waar het konvooien begeleidt vanwege de Spaanse burgeroorlog.
Aan de andere kant van de wereld echter heeft de Japanse expansiedrift inmiddels China bereikt en daarom arriveert de ‘Java’ in Nederlands-Indië. Daar is het nog steeds als de oorlog uitbreekt. ‘ABDACOM wordt opgericht: een samenvoeging van de Amerikaanse, Britse, Nederlandse en Australische strijdkrachten. Zij moeten de Britse en Nederlandse koloniën tegen een dreigende Japanse invasie beschermen. Ook de kruiser 'Java' wordt ingedeeld bij de ABDA-vloot.
De 'Java' maakt nog maar drie dagen deel uit van die vloot als de kruiser betrokken is bij een actie in de Gaspar Straten bij Sumatra. Om een Japanse bezetting van het belangrijke eiland Java te verhinderen, maakt de geallieerde vloot zich vervolgens op 27 februari in de Javazee op voor een zeeslag met een Japanse invasievloot. De aanwezige Nederlandse schepen Kortenaer, De Ruyter en Java doen dat onder bevel van Schout-bij-Nacht Karel Doorman. Een door de Japanse kruiser Nachi afgeschoten torpedo wordt de 'Java' fataal. Het schip zinkt en zuigt honderden mannen mee de diepte in. Van de 512 Java-opvarenden verdrinken er 491. Slechts 21 overleven. Een van hen is Louis.
Louis wordt met een aantal andere overlevenden ‘s nachts uit zee opgepikt door een Britse torpedobootjager en naar Java gebracht. Omdat Japan weldra ook geheel Java zal bezetten, wordt besloten om naar Australië te vluchten. Met ruim duizend mannen aan boord wordt het schip echter op zee ingerekend door een Japanse oorlogsbodem. De mannen worden vervolgens naar Celebes gebracht waar ze als krijgsgevangenen worden opgesloten in een kamp in Makassar. Nog weer later belanden ze in Japan, kamp Fukuoka 2B. Naast honderden Nederlanders zijn er ook vele Britten en Australiërs ondergebracht. Het kamp ligt pal naast een scheepswerf. Daar worden de mannen gedwongen om aan schepen te werken. Louis wordt belast met schuurwerkzaamheden.
Louis bevindt zich in barak zeven waar in het geheim berichten worden ontvangen en verstuurd. Louis schrijft twee kleine briefjes waarin hij zijn familie laat weten dat hij gevangen is in Japan en dat hij in goede gezondheid verkeert. Op negen augustus valt de atoombom op Nagasaki, op tien kilometer afstand van het kamp Fukuoka 2B. De gevolgen zijn immens maar de oorlog is voorbij. De gevangenen worden geëvacueerd en overgebracht naar Manilla, de Filipijnen. Daarna volgt voor Louis een vliegreis naar de Verenigde Staten. Samen met een aantal andere bevrijde Nederlanders wordt hij in San Fransico ondergebracht in een militair hospitaal. Daar kunnen de ernstig verzwakte mannen weer enigszins herstellen.
Louis stuurt een telegram naar zijn verloofde: “Ben gezond. Kom vlug thuis.” Louis reist van west naar oost in de Verenigde Staten, vervolgens met de ‘Queen Mary’ naar Engeland en daarna met de ‘Mecklenburg’ naar Rotterdam. Hij komt aan in Doetinchem op oudejaarsavond. Na achteneenhalf jaar is hij eindelijk terug. Willy en Louis zijn weer samen. Enkele maanden later trouwen ze. De oorlog is voorbij en ze kijken vol verwachting uit naar de toekomst.
Langzaam echter, doet de radioactieve straling uit Japan in het lichaam van Louis genadeloos zijn werk. Hij is moe. Zo moe en ziek dat hij wordt opgenomen in het militaire ziekenhuis in Utrecht. Daar stellen ze onverklaarbare afwijkingen in zijn bloed vast. Op 23 april 1948 sterft hij. Vijf dagen later wordt hij begraven op de Algemene Begraafplaats aan de Loolaan. Hun geluk samen mocht slechts twee jaar duren.
Rijnbrink, de Gelderse Bibliotheken en Erfgoed Gelderland gingen samen op zoek naar Gelderse oorlogsverhalen. Dit verhaal is geschreven door Karel Berkhuysen, ingestuurd door Stichting Doetinchem Herdenkt en geredigeerd door Kees Huntink. Lees het volledige artikel hier!
Karel Berkhuysen, CC-BY